Hoofdstuk 42

 

 

 

Patrick had lang genoeg door het hotel gedwaald. Hij had door elke gang op elke verdieping gelopen, had het trappenhuis doorzocht, dienstliften genomen en deuren naar wasruimtes opengedaan, er elke keer klaar voor om zich te verontschuldigen. Rebecca was nergens te vinden.

Het was stervenskoud buiten. Hij bleef langs de drukke weg lopen, hoewel er geen stoep was en weinig ruimte voor voetgangers. Deze avond was hij niet alleen. Rond de parkeerterreinen van bedrijven vlak bij de Mall of America wemelde het van de mensen en auto’s.

Zou Rebecca het risico hebben genomen om naar een van de restaurants te gaan? Hij dacht van niet. Er was geen taxi te bekennen. Ambulances en politiewagens waren er wel volop, met rode en blauwe zwaailichten, maar geen sirenes meer. Wagens met satellietschotels op het dak, verslaggevers en cameraploegen namen alle verdere beschikbare ruimte in beslag. Geüniformeerde agenten regelden het verkeer dat naar en van het parkeerterrein van het hotel reed. Alle ingangen naar de mall leken te zijn gebarricadeerd. Dicht bij de hoofdingang stonden een grote wagen van het Rode Kruis en een aantal pendelbusjes.

Nee, er was zoveel chaos, dat niemand Patrick opmerkte. En ook zou niemand Rebecca hebben gezien.

Hij stopte bij een drukke kruising, waar nog steeds verkeerslichten werden gebruikt in plaats van een geüniformeerde agent. Auto’s op weg naar de snelweg konden zonder te wachten doorrijden, in tegenstelling tot degene die de andere richting op wilden. Die bewogen zich als slakken voort richting de mall en het hotel.

Eerder had hij geprobeerd via nummerinformatie het telefoonnummer van Dixon Lee te achterhalen. Zonder resultaat. Aan mobiele nummers deden ze niet. Hij had wel een nummer van Henry Lee gekregen. Eerst oefende hij wat hij tegen de man zou zeggen als deze opnam. Toen toetste hij het nummer in. Wachtte. Alleen een antwoordapparaat.

Natuurlijk, Mr. Lee was waarschijnlijk nog steeds in het ziekenhuis. Patrick had geen bericht geoefend voor het antwoordapparaat, dus hing hij op. Hij wist niet meer wat hij moest doen. Hij had het koud; hij had honger, en hij maakte zich zorgen over Rebecca.

Op dat moment zag hij haar aan de andere kant van de straat. Ze was net uit de winkel van het benzinestation gekomen. Aarzelend bleef ze staan, met de deur van de winkel in haar hand alsof het noodzakelijk kon zijn om meteen weer naar binnen te duiken.

‘Rebecca!’ gilde hij. Zijn stem raakte zoek in het geraas van vier rijbanen tussen hen in. Hij wilde tegen het rode licht in oversteken, maar het getoeter van een auto hield hem tegen. Op twee rijbanen reed het verkeer slechts stapvoets. De andere twee hoefden niet op hem te wachten en lieten hem dat weten. Kennelijk was het geduld op aan het raken.

Hij schuifelde met zijn voeten, liep heen en weer, wachtend totdat hij naar de overkant kon rennen, zodra het licht op groen sprong. Ondertussen zag hij hulpeloos toe, terwijl Rebecca weifelde en ten slotte de winkeldeur losliet. Langzaam liep ze op een witte personenwagen af. Ze bukte zich naar een open passagiersraam, waarna ze instapte.

Een zucht van opluchting. Patrick herkende de auto. Hij had er twee dagen in doorgebracht, als passagier en bestuurder rijdend van Connecticut naar Minnesota. Ja, nu kon hij de sticker van Batman, The Dark Knight, op de achterruit zien zitten. Het was Dixons auto.

Godzijdank!

Op het moment dat de auto de parkeerplaats bij de winkel verliet, kon hij oversteken. Hij had wind en ijs tegen. Twee keer gleed hij bijna uit. Hoewel de auto van hem wegreed, wuifde hij met zijn armen. Hij rende om de benzinepompen heen, zigzaggend tussen de auto’s, en sneed zo de weg af. Dixons wagen was net de grote weg op gereden, toen een bestelbusje toeterde en Patrick bijna raakte. Het busje reed zo rakelings langs hem heen, dat hij de hitte van de motor op zijn lichaam kon voelen. Hij sprong op een stoepje, uit de weg van de bestuurster. Nu kon hij alleen maar toekijken, terwijl Dixon het gaspedaal intrapte en, zonder hem zelfs maar op te merken, naar de snelwegoprit scheurde.

Hij was buiten adem. Zijn hoge gympen zaten onder de sneeuw; zijn vingertoppen waren gevoelloos, en zijn haar was nat en zat op zijn hoofd geplakt. Hij zag de rode achterlichten verdwijnen, terwijl ijskristallen als kleine naaldjes in zijn gezicht prikten.

Het was goed, hield hij zich voor. Hij kon zich ontspannen. In elk geval was Rebecca veilig.

Zwarte Vrijdag
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html