Hoofdstuk 20
‘Hou haar stil. Lukt dat?’
‘Ja,’ zei Patrick tegen de grote zwarte vrouw in het te strakke blauwe uniform.
Hij kon zijn ogen niet van haar in paarse rubberen handschoenen gestoken handen afhouden, snelle en kundige vingers die aan de wond op Rebecca’s arm werkten.
De snee zag er diep uit. Heel diep.
Nee, hij dacht niet dat Rebecca stilhouden een probleem zou zijn. Integendeel, hij vond dat Rebecca te stil was. Hij wenste dat ze iets zou zeggen, wat dan ook, dat ze haar ogen langer zou openen dan alleen om een paar keer wazig te knipperen.
‘We hebben hier plasma nodig!’ schreeuwde de vrouw over haar schouder, waardoor Patrick zich rot schrok. Dat merkte ze, maar ze deed alsof ze het niet had gezien, wat hij op prijs stelde. In plaats daarvan bleef ze hem instructies geven. ‘En warm. Je moet haar warm houden,’ zei ze, terwijl ze met haar kin naar de deken wees.
Onmiddellijk trok hij die omhoog en begon hem aan de zijkanten onder Rebecca in te stoppen.
‘Je doet het goed,’ vertelde de vrouw hem. ‘Heel goed.’
Hij wist dat ze hem dingen te doen gaf om ervoor te zorgen dat hij niet ook in shock raakte. Dus wilde hij haar vertellen dat hij thuis in Connecticut bij de vrijwillige brandweer zat en ervaring had met dit soort dingen, maar even snel als de gedachte door zijn hoofd schoot, verwierp hij haar. Hij realiseerde zich dat hij geen enkele ervaring had met dit soort dingen. Niet met exploderende bommen. Niet met vriendinnen die gewond en bewusteloos waren. Dit was iets heel anders.
Het had hem moeite gekost Rebecca in te halen. Hij had zich een weg moeten persen en duwen door de zee van mensen die de mall probeerden te verlaten. Rebecca had in het gedrang fanatiek op Dixons iPhone lopen tikken. Het ene moment had ze hem iets proberen te vertellen, overstemd door het lawaai dat hen overspoelde, en het volgende moment was ze in de menigte naar beneden gegleden, als een zwemmer die door een golf onder water wordt getrokken.
Hij had niet anders gekund dan haar overeind sjorren. Ze was zwak en koortsachtig geweest. Haar ogen waren helemaal naar achteren gerold. Ze had zijn arm vastgepakt. Haar hand had onder het bloed gezeten. De wond op haar arm was hem al opgevallen. Er zat een stuk glas in de huid, te diep voor hem om het eruit te trekken. Hij had geweten dat de wond nog erger zou gaan bloeden als hij dat zou doen. Op de een of andere manier was het hem gelukt haar uit de mensenmassa te halen en ervoor te zorgen dat ze ging zitten, voordat ze helemaal instortte.
‘Heb je dat plasma?’ schreeuwde de vrouw voor de tweede keer, waardoor Patrick weer schrok, maar deze keer was het in elk geval niet zo opvallend.
Hij zag haar de laatste hechtingen aanbrengen. ‘Komt alles goed met haar?’ Hoewel hij wist dat het een domme vraag was, moest hij hem toch stellen.
‘Natuurlijk.’ Maar ze keek niet naar hem op, concentreerde zich in plaats daarvan op het ritme van haar vingers. Haar rechterhand hechtte, terwijl haar linkerhand het bloed opdepte. ‘Met je vriendinnetje komt het weer helemaal goed.’
Patrick merkte dat ze dacht dat hij en Rebecca een relatie hadden en wilde haar corrigeren, maar weerhield zichzelf daarvan. Rebecca was een vriendin, niet zíjn vriendin. Ze zou de eerste zijn om te protesteren als ze daartoe in staat zou zijn. Niet omdat ze elkaar niet aardig vonden. Het had met onafhankelijkheid te maken. Tenminste, zo verwoordde zij het. Onafhankelijkheid betekende voor haar alleen op jezelf vertrouwen. Dat begreep hij wel. Begreep hij volkomen, in feite. Of misschien herkende hij het, aangezien het dicht bij zijn eigen filosofie kwam. Zijn eigen overtuiging.
Die felle onafhankelijkheid was waarschijnlijk wat hen verbond. Hoewel Patrick het geen onafhankelijkheid noemde, maar gebrek aan vertrouwen. Als je opgroeide zonder iemand op wie je kon rekenen, leerde je heel snel alleen op jezelf te vertrouwen. Zijn alleenstaande moeder had haar best gedaan, maar ze was heel veel weg geweest, had lange uren gemaakt. Patrick nam het haar niet kwalijk. Zo was het nu eenmaal. Daarbij was er niets mis met hem. Misschien was hij een beetje sneller opgegroeid dan zijn klasgenoten. Dat kon geen kwaad.
Hij had trouwens nooit het gevoel gehad dat hij bij mensen van zijn eigen leeftijd hoorde. Ze waren altijd te onvolwassen. Zoals Dixon Lee, vol onrealistische idealen. Patrick had noch de tijd noch de luxe om zich zorgen te maken over en te protesteren tegen zaken als immigratie, aangezien het hem al zijn energie kostte om zijn baan te behouden en voltijds te werken, zodat hij zijn huur en studie kon betalen. Hij had geen tijd voor jongens als Dixon Lee. Liet hen niet binnen. Vertrouwde hen niet. Vertrouwde niemand, als het daarop aankwam. Het maakte onderdeel uit van zijn levensfilosofie. Je kunt alleen jezelf vertrouwen. Maar toen was Rebecca gekomen en had zijn overtuiging omvergeschopt.
Ze was geestig – zo’n droge humor die je telkens weer verraste – en intelligent. Ze had niet alleen de intelligentie die je uit boeken verkrijgt, maar was in staat om over een kwestie te debatteren, te redeneren, met een spitsvondigheid en een beleefd sarcasme die hij beide absoluut charmant vond. Het belangrijkste was dat ze wist te luisteren. Af en toe liet hij iets over zichzelf los – de veilige informatie, niet zijn ware geheimen – in de verwachting dat ze daaroverheen zou walsen. Maar Rebecca absorbeerde alles. Ze absorbeerde niet alleen, maar sorteerde en probeerde de stukjes en beetjes aan elkaar te leggen. Nog nooit had hij iemand zoals zij ontmoet.
En, o, had hij al opgemerkt dat ze een lust voor het oog was? Slank met een atletische bouw en genoeg rondingen om een tegenwicht te bieden aan haar jongensachtige houding. Grote bruine ogen en een roomwitte huid, hoewel ze er op dit moment te bleek uitzag. Haar schouderlange haar was nat van het zweet; haar zachte pony plakte aan haar voorhoofd, en haar normaal volle lippen waren nu dun en strak van het vechten tegen de pijn.
Haar ogen gingen knipperend open, en hij pakte haar hand onder de deken. Hij besloot dat het idee hem beviel dat ze zíjn vriendin was in plaats van een vriendin, ook al zou hij dat niet hardop toegeven. Als je iemand binnenliet, wilden ze meestal alles van je weten, al je geheimen incluis. Daar was hij niet klaar voor.
Het plasma arriveerde. De vrouw in het blauwe uniform begon het infuus klaar te maken en checkte Rebecca’s andere arm voor een geschikte ader. Terwijl ze de arm in de juiste positie legde, beval ze Patrick Rebecca’s hand niet los te laten. ‘Het komt helemaal goed met je,’ zei ze, en hij knikte voordat hij besefte dat ze het ditmaal tegen Rebecca had.
Haar ogen stelden zich op hem scherp en bleven daar. Ze kneep in zijn hand, en hij glimlachte naar haar. Had hij haar wel eens verteld dat ze de mooiste ogen had die hij ooit had gezien? Natuurlijk niet.
Hij wilde haar zeggen dat ze op hem kon rekenen. Op dit moment. Voor zolang ze wilde of nodig had. Ze kon die felle onafhankelijkheid laten varen en op hem leunen. Het hoefde niets te betekenen. Maar in plaats daarvan zei hij niets, en hij wist dat hij daar spijt van zou krijgen.