Hoofdstuk 63

 

 

 

Boven woedde er een onweersbui van lawaai. Rebecca had geen idee wat haar ontvoerders aan het doen waren. Het klonk als donderklappen. In haar hoofd zag ze mokers voor zich die tegen metaal aan sloegen. Er brak glas. Op de vloer, die voor haar het plafond was, kwamen zware objecten met harde klappen terecht. Het zou haar niet verbazen als er iets door de houten spanten zou donderen.

Het maakte haar echter niet langer uit wat ze aan het doen waren. Zolang ze boven bleven, zouden ze haar geen pijn doen. Voorovergebogen, haar armen nog steeds op haar rug gebonden, had ze de hele kruipruimte doorzocht. Ze had geprobeerd de misselijkmakende angst te onderdrukken. De overweldigende stank van benzine verschroeide haar longen en verstikte haar. Ze moest ervan kokhalzen, maar er zat niets in haar maag behalve zuur. Het enige wat ze wilde, was iets scherps – een achtergelaten stuk gereedschap, een schaar, iets met kartels, wat dan ook – om het plastic koord door te snijden dat om haar polsen zat.

Er was niets. De lege benzineblikken. Een paar planken. In een hoek stond een wanstaltige verwarmingsketel te dreunen. Ze staarde ernaar. De enorme metalen ketel was aan de onderkant verroest. De pijpen die in en uit het apparaat gingen, werden met plak- en hangwerk bij elkaar gehouden. Ze bekeek ze nauwkeurig op zoek naar uitstekende schroeven of moeren. Toen zag ze dat een van de hoeken van de ketel ietwat verbogen was. Iemand had het metaal weer op zijn plaats proberen te timmeren, maar het stak nog steeds uit, gedeukt metaal, de randen gekarteld… en scherp.

Haar opwinding overwon haar misselijkheid.

Het gebogen stuk metaal zat een beetje hoog. Ze moest een ingewikkelde manoeuvre uitvoeren om haar armen ernaartoe te krijgen. Er schoot een pijnscheut door haar gewonde arm waardoor ze even moest stoppen. Ze wachtte tot de pijn was weggetrokken. Bracht haar ademhaling tot rust. Daarna probeerde ze het opnieuw, langzaam haar armen achter zich optillend. Ze moest haar polsen zodanig de hoogte in zien te krijgen dat ze het plastic koord op de scherpe metalen hoek kon leggen. Dat kon ze, maar was ze in staat om haar armen lang genoeg omhoog te houden zodat ze het koord tegen de gekartelde rand aan kon wrijven en die als een getande zaag kon gebruiken?

Slechts een klein beetje hoger. Ze was er bijna toen al het lawaai boven plotseling ophield.

Ze liet haar armen zakken en luisterde. Misschien zouden ze weer opnieuw beginnen. Misschien hielden ze even pauze. Of vertrokken ze. Zouden ze weggaan? Ze hoorde stemmen. Harde stemmen. Een ruzie. Toen ging het luik krakend open.

Hoewel ze wist dat ze zich nergens kon verstoppen, schoof ze verder in de hoek. Als ze maar een paar minuten meer had gehad, had ze haar polsen kunnen bevrijden en was ze in elk geval in staat geweest om zichzelf te verdedigen. Deze keer zou ze trappen, besloot ze. En gillen. Het kon haar niet schelen dat niemand haar zou horen.

Het licht dat door het open luik scheen, had een blauwachtige kleur, niet zo fel als ze had verwacht, maar toch moest ze haar ogen tot spleetjes knijpen na een tijd in de duistere kruipruimte te hebben doorgebracht. Ze probeerde rustig adem te halen, zodat ze kon luisteren, maar haar hart bonkte in haar oren.

Er kwam iemand naar beneden. Ze kon schaduwen over de opening zien bewegen. De stemmen waren luider, maar ze kon niet verstaan wat ze zeiden. Een schermutseling, rubberen zolen die piepten op het linoleum. Iemand sleepte er iets overheen of er werd iemand overheen gesleept. Toen donderde er ineens een lichaam door de opening, dat met een harde klap op het beton terechtkwam.

Voordat het luik dichtklapte – en deze keer helemaal zodat er geen enkel licht meer doorheen sijpelde – had Rebecca het bewegingloze lichaam herkend: Dixon.

Zwarte Vrijdag
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html