Hoofdstuk 16
Mall of America
Becca, vertrouw niemand. Dixon
Dat was de sms die op het scherm van Dixons iPhone had gestaan. Rebecca had hem opgemerkt toen ze de voering uit haar jas had gescheurd en de telefoon uit haar jaszak was gevallen. Ze was vergeten dat ze de telefoon had gehad. Had er zelfs niet aan gedacht toen ze de Batman-beltoon eerder had gehoord.
Zonder de waarschuwing van Dixon zou ze ook zijn gevlucht. Er was iets griezeligs, iets helemaal verkeerds aan deze man met zijn paramedicuspet. Van haar studie diergeneeskunde wist ze dat het verdoven van een gewond dier het beste was voor het dier en de hulpverlener, maar bij mensen werkte dat absoluut niet zo. Toch? En hoe zat het met de anderen die slechts een paar meter verderop lagen en er veel slechter aan toe waren?
Haar intuïtie was juist geweest. De kerel had haar achtervolgd en had haar bijna bij haar gewonde arm te pakken gehad. Hij volgde haar nog steeds, hoewel hij zijn afstand bewaarde toen het haar lukte tussen een groep te gaan lopen die op de roltrap af ging. Ze wurmde zich tussen een ouder stel en een groep vrouwen met schreeuwende kinderen in hun armen. Achter hen bevonden zich twee vrouwen met hun armen om elkaar heen, trachtend elkaar overeind te houden, waardoor het onmogelijk was voor iemand om hen op de roltrap te passeren.
Ze keek over haar schouder. Hij stond daar boven aan de trap, slechts een tiental stappen van haar verwijderd. Hoewel ze oogcontact vermeed, kon ze zijn blik op haar voelen rusten.
Door de trap leek het alsof ze zich in slow motion bewogen. Er was geen mogelijkheid voor haar om naar voren te dringen en gebruik te maken van de tijdelijke barrière tussen hen in. Niemand durfde de treden af te stormen. De enigen die nu nog over waren op de tweede verdieping waren degenen die zich niet snel konden bewegen, hetzij door shock of verwondingen, hetzij door ouderdom of fysieke handicaps. Alle anderen bevonden zich al op de begane grond, samengetroept bij de uitgangen.
Rebecca omklemde de mobiel met haar hand en toetste met haar duim in: Wat heb je gedaan?
Al snel gaf het toontje aan dat er een antwoord was.
Glkkg, je leeft. En C & T?
Haar duim vloog over het miniatuurtoetsenbord.
Iemand volgt me. Wie is hij?
Ze waren op de eerste verdieping aangekomen, en Rebecca probeerde bij haar vangnetgroep te blijven, maar die viel uit elkaar, aangezien iedereen een andere kant op ging. Weer een blik over haar schouder. Hij zat nog zeker een paar seconden vast op de trap, duidelijk erg ongeduldig, zijn hand klaar om de oude vrouwen uit de weg te duwen.
Rebecca rende de hoek om, struikelde over een berg zonnebrillen, afkomstig uit een omvergelopen kiosk. Bijna viel ze, maar ze slaagde erin haar evenwicht te bewaren. Haar arm deed vreselijk pijn. Nog steeds voelde ze zich licht in haar hoofd en misselijk. In de weerspiegeling van een etalageruit zag ze dat hij inmiddels ook de hoek om was. Een flinke pas. Niet rennend. Nog niet.
Zijn hoofd draaide van links naar rechts, iedereen bekijkend en alles om hen heen in zich opnemend. Via de reflectie in de etalageruiten, zodat ze geen tijd hoefde te verspillen aan het zich naar hem omdraaien, hield ze hem in de gaten. Omdat alle winkels met metalen rolluiken voor de ingangen afgesloten waren, kon ze nergens naar binnen duiken.
Ze hield een stevig tempo aan. Er naderde een andere groep de volgende roltrappen. Ze spoedde zich naar hen toe en drong naar het midden net voordat ze op de roltrap naar beneden stapten. Een snelle blik over haar schouder. Hij stond bovenaan, minder dan drie meter achter haar.
Ze greep de bewegende trapleuning met haar linkerhand vast en trok die toen meteen weer terug.
Bloed. En heel veel. Haar hand was nat en plakkerig. Het besef dat het haar eigen bloed was, deed haar maag weer omdraaien. De snee in haar arm bloedde heviger dan ze had gedacht.
In haar rechterhand had ze de mobiel, en ze begon weer te sms’en.
Waar ben je? Welk ziekenhuis?
‘Becca!’
Ze hoorde haar naam roepen en draaide zich om.
Was het mogelijk dat de man wist hoe ze heette?
Toen ze hem omhoog zag kijken, volgde ze zijn blik. Leunend over de balustrade van de eerste verdieping, stond Patrick naar haar te wuiven.
Patrick. Kalme, betrouwbare Patrick.
Lang, slank, sterk…en bezorgd. Op de zijkant van zijn gezicht zat een zwarte veeg. In de hand waarmee hij zwaaide, zat een met bloed bevlekt stuk stof.
Ze glimlachte naar hem.
Mijn hemel, wat was het goed om hem te zien. De spanning in haar buik nam af. Het zou goed komen. Met haar zou het goed komen. Ze was niet alleen. Ze waren bijna onder aan de trap. Tijdens het wachten op Patrick zou ze zich aan de groep vastklemmen. Nog een blik over haar schouder vertelde haar dat hij boven aan de roltrap stond. De man met de paramedicuspet zag hem ook. Hij had iets in zijn hand, iets wat glinsterde voordat hij het wegstopte.
Een mes? Een pistool? De injectiespuit?
De beltoon kondigde Dixons antwoord aan.
St. Mary. Kom hier. Vertrouw niemand. Ook Patrick niet.