Hoofdstuk 58
Saint Mary’s Hospital
Minneapolis, Minnesota
Nog steeds in operatiekleding stapte Maggie in Ceimo’s SUV. Hij had staan wachten op het parkeerterrein bij de ingang van de Spoedeisende Hulp, de enige in- en uitgang van het ziekenhuis na middernacht. Gelukkig had hij de verwarming aan laten staan. Ze stak een hand uit en drukte ook op de knop voor de stoelverwarming. Er zou echter meer voor nodig zijn om de kou te verdrijven die Henry Lee in haar had veroorzaakt.
Voordat ze zich helemaal had geïnstalleerd, zei Ceimo: ‘Kunze en Wurth hebben gebeld. Ik moest ze wel vertellen dat we met een mogelijke aanwijzing bezig waren. Maar meer heb ik niet gezegd.’
Ze knikte dankbaar.
Zodra ze David Ceimo om zijn hulp had gevraagd, had ze hem bekend dat ze, totdat ze met Henry Lee had gepraat, het verder geheel geheim zou houden. Ze wist dat directeur Kunze haar niet zou hebben laten gaan. Dit was een van die momenten waarop ze om vergeving zou moeten vragen in plaats van toestemming.
Ja, ze interpreteerde de regels soms ietwat vrij, maar nooit zonder voorzichtig te zijn. Die les had ze in elk geval geleerd. Goed, haar versie van ‘voorzichtig’ kwam niet altijd overeen met die van haar superieuren. Eén of twee keer was zelfs Cunningham niet echt blij met haar geweest. Als het om levens ging en de tijd wegtikte, was het zinloos om je aan de regels te houden alleen maar om je aan de regels te houden. Kunze zou het daar niet mee eens zijn. Daarom had Maggie, zodra ze het ziekenhuis binnen was gekomen, haar telefoon uitgezet en alleen tijdelijk weer even aangezet zodat Henry Lee de lijst kon uploaden.
‘En,’ vroeg Ceimo, ‘heb je nuttige informatie gekregen?’
‘Zondag,’ antwoordde ze. ‘Er staat een nieuwe aanslag gepland voor zondag.’
‘Met zondag bedoel je deze zondag? Dat wil zeggen: morgen?’
Ze wierp een blik op het groenverlichte dashboard en zocht de klok. Ze had geen idee meer van de tijd. Natuurlijk, hij had gelijk. Het was al zaterdagochtend. Ze hadden minder dan vierentwintig uur.
‘Ja, de zondag na Thanksgiving, de op een na drukste dag wat vliegverkeer betreft.’
‘Shit!’
‘Ik heb een lijst met mogelijke luchthavens. Zeven. We weten niet welke het doelwit zal zijn.’
‘Minneapolis?’
‘Staat niet op de lijst.’
Ze hoorde hem een zucht van opluchting slaken.
‘Sorry,’ zei hij, toen hij zichzelf erop betrapte.
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen.’
Ze keek door het zijraam. De sneeuw bedekte alles: bushokjes, lantaarnpalen, krantenautomaten. De wind joeg de sneeuwvlokjes op en liet ze dansen in het licht van de koplampen. De witte lichtjes in de bomen, die al voor de feestdagen waren opgetuigd, twinkelden aan bevroren takken. Het leek op een winterwonderland.
‘Wat kan ik doen?’ wilde hij weten.
Ze koos zorgvuldig uit waar ze om zou vragen en zelfs nog zorgvuldiger wat ze David Ceimo zou vertellen. Uiteindelijk besloot ze dat ze het beste alle speculatie eruit kon laten. Over Dixon Lees ontvoering gaf ze hem zo veel mogelijk feiten en details. Dat was de belofte die ze moest inlossen, hoewel dat op het moment onmogelijk leek met de weinige informatie die ze hadden.
Ceimo verzekerde haar dat de gouverneur bereid zou zijn om alles te doen wat nodig was. Henry Lee en zijn imperium van Fortune 500-bedrijven waren belangrijk voor de staat Minnesota. Ze hielpen meer dan zesduizend mensen aan werk en brachten onmisbare belastinginkomsten binnen. Ceimo was het met haar eens dat ze snel en in het geheim zouden moeten opereren. Hoe minder mensen erbij betrokken werden, hoe groter hun kansen waren om Dixon Lee levend terug te vinden.
Ze zei echter niets tegen Ceimo over de krankzinnige veronderstelling dat de Project Manager, de man die verantwoordelijk was voor de bommen in de mall, de beruchte John Doe 2 zou kunnen zijn, de zogenaamde derde terrorist over wie het gerucht ging dat hij Timothy McVeigh en Terry Nichols bij de bomaanslag in Oklahoma City had geholpen, of – volgens sommige complottheoretici – daarbij de leiding had gehad. Dat idee was belachelijk. Of niet?
Toen Ceimo Maggie bij haar hotel afzette, waren de mensenmassa’s verdwenen. Tijdens haar omweg langs de frisdrankautomaat hoefde ze zich deze keer gelukkig niet met ellebogen een weg te banen. Het in blauwe blazers gestoken hotelpersoneel dat ze tegenkwam, glimlachte naar haar. Een van de receptionisten vertelde haar waar ze nog wat te eten kon krijgen. Een ander vroeg of ze iets voor haar konden doen. Pas toen ze in de lift stond en een glimp van zichzelf opving in de spiegelwanden, besefte ze waarom ze zo aardig tegen haar waren. Ze had nog steeds operatiekleding aan met daaroverheen de witte labjas.
Deze keer probeerde ze de kerstmuziek die haar van de lift naar haar kamer volgde, uit haar hoofd te weren. Er was niets rustgevends aan kastanjes die boven een vuurtje roosterden. Ze was kapot. Haar zij was bont en blauw op de plek waar de Soedanese jongen haar tegen de autogrill had gegooid, en schrijnde. Haar buik herinnerde haar eraan dat die nog steeds leeg was. En op haar schouders rustte een enorm nieuw gewicht, een last die daar was geplaatst door Henry Lees onthulling.
Zodra ze in haar kamer was, trok ze het blikje cola light open en nam een slokje. Daarna haalde ze haar mobiel tevoorschijn en begon het eerste van vele telefoontjes te plegen.
Ze zette zich schrap. Het was tijd om Kunze en Charlie Wurth te bellen. Ze moest hen op de hoogte brengen. Hoewel ze eerder het besluit had genomen niet om Kunzes toestemming te vragen, was het nu tijd dat ze om vergeving vroeg.