84
‘Waar heb je nu weer uitgehangen?’ vroeg haar moeder. ‘Vanavond ga je mee naar de vergadering. Dan maken we een afspraak voor je onderdompeling.’
Ze hoorde nauwelijks wat haar moeder zei. Ze voelde nog steeds de handen van Charles, het gekmakende effect van het aanraken van de geheime plek die nooit meer een geheime plek zou zijn. Ze wilde het nog een keer voelen. Zou dat ook lukken als ze haar eigen vingers gebruikte?
‘Heb je me gehoord? Zit niet zo glazig te kijken. We gaan eten en dan vertrekken we.’
‘Ik ga niet mee,’ zei ze. ‘Ik ga nooit meer mee, ik laat me niet onderdompelen en ik stop met de prediking. Ik wil geen Jehova’s getuige zijn, want ik geloof niet in God. Dat moet je begrijpen, mama. Je kunt iemand niet dwingen om het geloof te voelen. Ik heb een man ontmoet. Hij is niet kerkelijk, maar hij respecteert jouw geloof, net zoals ik dat wil doen. Hij woont in Weesp. Ik hou van hem.’
Ze bevroor bijna door de blik die haar moeder op haar wierp.
Astrid beseft dat ze al voor de derde keer hetzelfde rondje rijdt en zet de auto aan de kant om de routeplanner opnieuw in te stellen. Haar vingers trillen en raken steeds de verkeerde toets aan. Ze legt haar hoofd op het stuur.
Er tikt iemand op het raam; ze schiet overeind. Het is een jonge vrouw. ‘Bent u niet lekker?’ vraagt ze. ‘Moet ik u ergens mee helpen?’
Ze maakt met een handgebaar duidelijk dat er niets aan de hand is en start de motor. Nu opletten en de verkeersborden in de gaten houden. Eerst terug naar de N34, daarna weet ze het wel weer.
Haar moeder is dood. De zin blijft zichzelf herhalen. Ze is overleden op 1 juni. Er is iets gebeurd op die dag, maar wat? Het antwoord wil haar nog niet te binnen schieten.
Ze ziet dat ze langs een café rijdt. Misschien is het beter om eerst koffie te drinken en iets te eten. Maar ze is nog steeds in Emmen en ze wil niet in Emmen zijn. De stem van de routeplanner leidt haar de stad uit. Ze voelt zich opgelucht.
‘Is dat je dank?’ Haar moeder kwam op haar af.
‘Raak me niet aan,’ zei Astrid.
‘Je gaat met me mee,’ schreeuwde haar moeder. ‘Je zorgt ervoor dat ik niet te schande word gemaakt. Je moet met de ouderlingen praten.’
‘Ik moet niets en ik doe ook niets meer wat ik niet wil. Ik ben zeventien jaar, mama. Ik kan zelf nadenken en ik weet wat ik wel en niet geloof. Het spijt me, het is niet anders. Maar voor ons blijft alles hetzelfde. Ik ben nog steeds jouw kind.’
‘Iemand die niet in het genootschap gelooft kan nooit een kind zijn van mij.’ Haar moeder keerde zich van haar af. ‘Zorg ervoor dat je weg bent als ik thuiskom,’ zei ze.
‘Wat bedoel je?’ stamelde Astrid.
Haar moeder wees naar de deur. ‘Uit mijn ogen!’
Ze houdt zich aan de maximumsnelheid, zeker zolang ze nog op een B-weg rijdt. Emmen ligt in ieder geval achter haar. Ze drukt op de cd-knop en hoort de stem van Adele. Snel schakelt ze over op de FM-zender. Nieuwsberichten. Even geen nieuwsberichten. Geen mededelingen over rampen, financiële crises of wie er nu weer dood is. Ze drukt het gaspedaal toch maar dieper in.
Ze hoorde de voordeur dichtslaan en zag haar moeder op de fiets stappen. Haar hele lichaam straalde woede uit. Weerstand.
Afwijzing.
Astrid keek haar na en smeekte haar in gedachten om te draaien en terug te komen. De woedende rug verdween om de hoek.
Ze ging op haar bed zitten en sloeg haar handen voor haar ogen.
De stilte in huis bracht haar tot rust. Ze wist dat ze moest nadenken over wat haar te doen stond. De woorden van haar moeder waren geen loos dreigement geweest. Als ze zich niet liet onderdompelen en geen lid meer wilde zijn van het genootschap, werd ze uitgesloten. Niemand zou meer iets met haar te maken willen hebben, geen enkele getuige zou ooit nog tegen haar praten, ze zou er gewoon niet meer bijhoren. Bij niemand, ook niet bij haar moeder.
Ze wilde met Charles praten. Alleen aan zijn naam denken was al genoeg. Ze ging op haar bed liggen en sloot haar ogen.
Ze was weer met hem in het bos. Ze voelde de zon op haar gezicht, zijn lippen die langs haar wangen gleden, zijn tanden die in het puntje van haar neus beten. Maar ze voelde vooral zijn vingers die haar naar een wereld voerden waar ze nooit eerder was geweest.
Het dreigement dat haar moeder had uitgesproken verdween. Het stelde niets meer voor, het was een loze kreet geworden. Het werd verdreven door haar eigen vingers die hun verkenningstocht begonnen en ontdekten wat daardoor mogelijk was. Ze dacht aan Charles toen ze haar hoogtepunt voelde naderen en haar stem zijn gang liet gaan.
Ze was alleen op de wereld.
Het geluid kwam van heel ver en drong aanvankelijk nauwelijks tot haar door. Ze deinde nog op haar eigen vibraties en wilde alleen maar méér. Toen het tot haar doordrong dat er iemand in de kamer was, naast haar, op haar, was het al te laat.
‘Kijk, kleine meisjes worden groot,’ hijgde buurman Vanboven.
Er is iets gebeurd op de snelweg; ze ziet een file voor zich opdoemen. Ergens achter haar nadert een ambulance met gillende sirene. Of is het de politie? Het is de brandweer.
Ze zet de radio harder, zo hard dat ze de sirenes minder goed hoort. Ze remt en de auto komt tot stilstand. Er stappen mensen uit en ze lopen in de richting van het ongeluk. Astrid blijft zitten. Ze draait de geluidsknop van de radio nog verder open. De bassen dreunen om haar oren en bedreigen haar trommelvliezen. Het moet. Er moet heel veel geluid zijn, want geluid kan misschien de herinnering verdrijven. Ze sluit haar ogen als ze de man met de rollator weer voor zich ziet. Die man moet weg!
Maar niets helpt. Geen oorverdovende herrie, geen dichtgeknepen ogen, geen knetterend gevloek. Niets.
Ze probeerde onder hem vandaan te komen, maar hij was veel te sterk en dwong haar te blijven liggen. Ze hoorde het bed kraken en begon om hulp te roepen. Hij drukte een hand op haar mond en ze dacht dat ze ging stikken. Zijn lijf bonkte op haar, ze voelde hem in zich en kokhalsde. Hij trok zijn hand weg. ‘Waag het niet om te gaan kotsen,’ zei hij. ‘Dit wilde je toch? Je wilde toch gezelschap? Anders had je de achterdeur wel op slot gedaan. Kom nu ook maar eens klaar als er een echte pik in je zit.’ Zijn ademhaling ging opeens sneller, hij maakte een geluid. Ze herkende dat geluid. Maar hij mocht het niet maken, alleen Charles mocht dat. Ze begon te huilen. ‘Ook nog janken?’ beet hij haar toe. Hij rolde van haar af en trok zijn broek op.
Ze sloot haar ogen.
‘Dit blijft onder ons,’ zei hij. ‘En we gaan het zeker vaker doen.’ Het volgende moment was hij verdwenen.
Ze voelt de paniek langzaam wegtrekken en zet het geluid van de radio zachter. Iemand kondigt het nieuws aan. Ze luistert zonder interesse. ‘Vanmorgen is in Weesp het ontzielde lichaam aangetroffen van een achtenvijftigjarige vrouw,’ meldt de stem. ‘Ze is waarschijnlijk het slachtoffer geworden van een roofoverval. De vrouw werd gevonden door haar dochter.’
Weer een moord. Vroeger begreep ze niet hoe mensen ertoe kunnen komen om te moorden.
Nu wel.
Er komt beweging in de file.