100
‘Ik vind het sterk dat je gewoon je verjaardag viert,’ zegt haar schoonmoeder.
Astrid snijdt een groot stuk taart voor haar af. ‘Is dit groot genoeg? Een slagroombom, dat is het. Jij hebt volgens mij een maag van beton. Charles heeft me eerlijk gezegd wel moeten overhalen. Je weet dat vooral hij dol op feestjes is.’
‘Je neemt zelf toch ook wel een stuk? Je bent nog steeds te mager. Eet je wel goed?’
‘Soms. Kleine porties. Mijn maag is voor zichzelf begonnen.’
‘Het komt wel weer goed,’ meent haar schoonmoeder. ‘De tijd zal je helpen.’
Charles heft zijn glas en de anderen volgen. ‘Op de liefde van mijn leven, de moeder van onze kinderen, de dapperste krijger die ooit heeft bestaan.’ Hij kust haar. ‘En de vrouw op wie ik eindeloos trots ben,’ fluistert hij.
Don en Patricia hebben een album laten maken van de foto’s die in Californië genomen zijn. Niemand heeft het over de korte duur van de vakantie, niemand roert de reden aan van hun terugkomst. Astrid bewondert de opnames van blije gezichten en schitterende natuur. Ze beaamt dat het goed is dat zij en Charles de feestdagen bij zijn broer en schoonzus in Californië zullen doorbrengen.
‘Dan zijn jullie er samen echt eens tussenuit,’ glundert haar schoonmoeder. ‘En over Jolien hoef je je geen zorgen te maken, die eet lekker bij oma en opa.’
‘Misschien eet ik ook wel een van de dagen bij een vriend,’ meldt Jolien. Ze bloost een beetje.
‘Wist jij iets van een nieuw vriendje?’ vraagt Charles aan Astrid. Ze staan samen in de keuken.
‘Niet officieel, maar ik had wel een vermoeden. Ze heeft het regelmatig over ene Tom, een medestudent. Maar als ik vragen stel, zegt ze steeds dat er niets aan de hand is.’ Ze duwt hem een schaal met gevulde eieren in de handen. ‘Uitdelen, graag.’
‘Je commandeert weer lekker,’ zucht hij.
‘Hebben jullie gisteren Opsporing verzocht nog gezien?’ informeert Jolien. ‘Dat vind ik altijd machtig interessant. Er waren weer twee moordzaken opgelost door binnengekomen tips. Maar er schijnen ook zaken te zijn die nooit worden opgelost.’ Ze wendt zich tot Astrid. ‘Ze hadden het over een nieuwe moordzaak, het ging over een man uit Emmen.’
‘Je denkt toch niet dat je moeder nog iemand kent uit Emmen?’ bromt de vader van Charles.
‘Nou ja, je weet toch nooit?’ zegt Jolien. ‘Het was een oude man. Hij lag al een paar weken dood in zijn huis. Hij was eerst bewusteloos geslagen en daarna gewurgd. Heel gruwelijk. Hij had met niemand in de buurt contact, vandaar dat het zo lang duurde voordat hij werd gevonden. Hij was niet eens beroofd. Waarom is hij dan vermoord?’
‘Iemand had blijkbaar iets met hem af te rekenen,’ antwoordt Charles. ‘Zullen we het nu niet meer over de dood hebben?’
***
Hij belde op een vrijdagochtend. Charles was al vroeg vertrokken om te gaan zeevissen. Jolien had college. Astrid zat net te bedenken dat ze een nieuwe hulp moest zoeken. Ze hoorde dat de telefoon ging toen ze de krant uit de brievenbus wilde gaan halen.
Ze kende het nummer dat op de display te zien was niet en zei alleen ‘hallo’. Haar hart sloeg drie slagen over toen ze het gerochel herkende. ‘Hoe kom je aan mijn nummer?’ wilde ze weten.
‘Het stond in het telefoonboekje van je moeder,’ antwoordde hij. ‘Ik heb haar spullen opgeruimd en vond het.’
‘Waarom bel je me?’
‘Ik wil mijn zoon zien.’
Ze moest gaan zitten en klemde haar hand om het toestel. ‘Laat ons met rust,’ zei ze en ze hoorde dat haar stem lager klonk dan normaal.
‘Ik heb lang genoeg gezwegen,’ ging hij verder. ‘En jij hebt lang genoeg gelogen. Ik neem aan dat je man van niets weet? Dat kan wat mij betreft zo blijven, tenzij je me tegenwerkt. Ik heb ook het nummer van zijn garage en een telefoontje is zó gepleegd. Dus wat doe je?’
Ze zat verstijfd op haar stoel en probeerde na te denken. Ze overwoog te zeggen dat Bjorn niet meer leefde, maar verwierp die mogelijkheid onmiddellijk. Als hij dat te weten kwam, was er helemaal geen reden meer om met haar te willen onderhandelen. Ze raakte in paniek.
‘Krijg ik nog antwoord? Je bent nog steeds dezelfde lafbek, hè?’
Dat had hij niet moeten zeggen.
Ze haalde diep adem en bewoog haar schouders een paar keer. ‘Je kunt hem zien, maar op voorwaarde dat ik meekom. Ik zal je bellen wanneer.’
‘Weet je dan zeker dat hij erbij is?’
‘Hij is altijd bij me,’ zei ze.