73
Toen deze zolder nog alleen zolder was en de dakkapellen net waren geplaatst, zat ik hier al regelmatig. Hier kon ik de stilte het beste horen, haar proeven, er deel van uitmaken. Hier kon ik mijn gedachten volledig hun gang laten gaan. Sinds de bruidsjurken er hangen, is hier iets gebeurd. De stilte is veranderd. Aangetast. Desondanks is het nog steeds de enige plek in huis waar ik wil zijn als ik tot rust moet komen.
Ik ben pas naar boven gegaan toen ik zeker wist dat Bjorn was vertrokken. Toch heb ik de deur van de zolder wel zes keer gecontroleerd en fluister ik. Praten en alles wat ik vertel vastleggen is een optie geworden die te maken heeft met verzamelen van bewijslast. Die gedachte kwam in me op toen hij de woorden uitsprak die ik nooit uit zijn mond had verwacht. Hij maakte zijn zin niet af, maar hij zei voldoende om me te laten beseffen dat niemand veilig is voor hem. Ook ik niet.
Zelfs ik niet.
Ik kan niet eindeloos doorgaan met toekijken. Ik kan niet ongestraft weten wat ik weet en zwijgen. Ik kan het ongeleide projectiel dat mijn zoon blijkt te zijn geworden niet langer zijn gang laten gaan.
Tot nu toe heb ik steeds getwijfeld aan zijn schuld; ik had nergens bewijs voor, ik verweet mezelf te veel achterdocht en schaamde me voor de verdachtmakingen die ik verzon.
Ik worstelde met mijn loyaliteit en wilde vertrouwen in plaats van wantrouwen. Ik trok me terug op deze zolder om jou aan de schandpaal te nagelen en op die manier mijn gram te halen. Ik concentreerde me vooral op het feit dat je naliet om mijn welzijn boven de trouw aan je sekte te stellen. Maar dat is slechts een deel van het verhaal en niet het belangrijkste deel.
Het belangrijkste deel krijg ik nog steeds niet uit mijn strot.
De vader van Charles was de eerste die openlijk tegen ons zei dat er volgens hem iets niet goed zat met dit kind. Ik weet nog wanneer dat gebeurde en waar. Het was op de verjaardag van mijn schoonmoeder en we zaten in de tuin. Het was hartje zomer, een warme dag. Bjorn was vier en ik was net zwanger van Jolien. We wilden hem dit nog niet vertellen, omdat we niet goed konden inschatten hoe hij zou reageren. Mijn schoonvader was van mening dat we te veel rekening hielden met de kuren van onze zoon. Hij was daar heel duidelijk over en waarschuwde ons voor de onberekenbaarheid van Bjorn. Hij zei dat Bjorn een gevoelsbodem miste. Ik heb dat woord vaak in gedachten herhaald.
Gevoelsbodem.
Welke bodem? Van welk gevoel?
Toen hij na die eerste verschrikkelijke maanden eenmaal was opgehouden met huilen, hield hij soms urenlang een van mijn vingers vast, tot hij in slaap viel. Hij wilde dagen achter elkaar niets anders dan bij mij op schoot zitten. Hij kroop dicht tegen me aan als ik hem in de box wilde leggen. Ik voelde me schuldig als ik hem iets weigerde, ik voelde me schuldig als ik hem zijn zin gaf, ik voelde me schuldig als ik aanstuurde op een compromis. Ik voelde me altijd schuldig en machteloos.
Toen Jolien eenmaal geboren was, ging Bjorn zijn eigen gang. Hij was niet afwerend tegenover zijn zusje maar ook niet in haar geïnteresseerd. Charles zei dat de baby te klein was om een bedreiging voor hem te zijn. Hij ging op vrije dagen met hem midgetgolfen en bouwde op zolder hele Legosteden met hem. Steden met vreemd gevormde huizen, want Bjorn wilde altijd afwijken van de voorbeelden.
Op de basisschool was hij lid van een vriendengroep, maar hij had nooit een boezemvriend. Op de middelbare school was er zelfs geen sprake meer van vriendengroepen. Persoonlijke vriendschappen vond hij ballast. Toen hij een jaar of veertien was, waagde ik het te proberen hem ervan te overtuigen dat een vriend iets kon toevoegen aan zijn leven. Hij vroeg waarom ik dan zelf geen vriendinnen had.
Hij wist precies op welke manier en met welke teksten hij me raken kon. Hoe hij me onderuit kon halen. Ik ken niemand die me zo woedend kan maken als Bjorn. Niemand die me zo heftig kan laten reageren. Als het tussen ons escaleerde, was ik altijd degene die het goedmaakte. Als het tussen Bjorn en Charles stevig botste, was ik altijd de enige die Bjorn ertoe kon brengen zijn excuus aan te bieden. Daarna ging voor hem het leven gewoon verder en had ik een paar dagen last van mijn maag.
Waarom zeg ik dit allemaal? Jij bent geen vertrouwenspersoon voor mij. Bij jou valt helemaal niets te halen. Zelfs al zouden wij nu nog contact met elkaar hebben, dan zou dat niet betekenen dat we iets konden delen, tenzij het betrekking had op het bezoeken van vergaderingen en het navolgen van alle belachelijke geboden. Onze gespreksonderwerpen zouden alleen in het teken staan van taken die we als kanaal van God moesten uitvoeren.
Kanaal van God.
Hoe is het mogelijk dat ik het nog uit mijn strot krijg?
Ik kreeg eergisteren een mailbericht met een foto. Het kwam van de vrouw die ruim een maand geleden een bruidsjurk kwam kopen met haar dochter. De vrouw van de wandelclub. Ze mailde dat het een fantastische dag was geweest en de jurk een succes. Ze had mijn bedrijfje bij iedereen aanbevolen. Ik kreeg vele groeten van de andere leden van de wandelclub. Ze zouden me allemaal graag weer eens willen zien.
Het zijn trouwe meiden, dat kun je wel zeggen. Ze vergeten me niet, ook al ben ik al vijf jaar niet verschenen.
Vijf jaar, het lijken er honderd. Een eeuw van afwezigheid, van wegduiken voor de werkelijkheid, van onderduiken in ontkenning.
Dit ex-kanaal van God heeft vijf jaar niet opgelet en de gevolgen zijn desastreus.