78
Maak je borst maar nat, ik kom naar Emmen. Ik heb al op de routeplanner gekeken en vastgesteld dat de Gooilandseweg in Weesp en Meidoorn in Emmen honderdzesenzeventig kilometer van elkaar verwijderd zijn en de autorit twee uur en vijf minuten gaat duren. Nu nog vertrekken.
Morgen.
Jij denkt misschien dat je mijn kind kunt roven, maar dan heb je toch niet goed opgelet. Niemand rooft mijn zoon, niemand! En jij zeker niet!
Loop je nog steeds langs de huizen om je op te dringen aan mensen die daar niet van zijn gediend? Je bent zeventig, dan zou je met pensioen mogen zijn. De jongere lichtingen kunnen het van je overnemen. Als er jongere lichtingen zijn. Tegenwoordig stellen kinderen veel meer kritische vragen en hebben ze nadrukkelijker een eigen mening. Het zal jullie waarschijnlijk meer moeite kosten om het nageslacht te indoctrineren. De wereld is veel toegankelijker geworden en dringt ook gemakkelijker binnen. Misschien denk je dat je oudste kleinkind een gemakkelijke prooi zal zijn.
Mijn zoon is geen partij voor jou.
Ik vraag me af wat ik tegen je ga zeggen als ik je zie. En hoe jij zult reageren. Niet, waarschijnlijk. Ik heb tenslotte zelf gezien wat er gebeurde als iemand die uitgesloten was een gelovige tegenkwam. Ik heb de pogingen gadegeslagen van de afvallige om oogcontact te krijgen, de uitnodigende gebaren waargenomen die op geen enkele manier beantwoord werden. Ik zag een dochter op haar knieën vallen voor haar moeder en smeken om een woord. En ik weet nog goed dat de hoog opgetrokken wenkbrauwen, de ijzige blik en het afwijzende gebaar van die moeder door mijn ziel sneden. Vooral dat gebaar. Die brede, vlakke hand die een horizontale streep trok. Weg jij! Je bestaat niet meer!
Hoe kan de aanbidding van een god de menselijke maat zo tenietdoen?
Ik zal niet begroet worden, niet binnen genodigd, niet omarmd, tenzij ik zeg dat ik mijn geloof in het genootschap heb teruggevonden en spijt heb van mijn zonden. Alleen dat soort kreten zal de deuren weer openzetten.
Wat heb je met mijn zoon gedaan? Met wat voor soort streken heb je hem gelokt?
Ik word er spontaan onpasselijk van.
Hij heeft hulp nodig, maar niet van jou. Hij is volledig doorgeschoten en ik moet hem redden. Maar hoe?
Waar houdt liefde en bescherming geven op? Wanneer bereik je de grens van hopen tegen beter weten in? Hoe word je de verrader van je eigen kind?
Jij weet het. Voor jou was het niet zo moeilijk. Jij had een enorme rugdekking van een kliek gelovigen die niets anders deden dan teksten brallen, angst zaaien en controleren. Al had je me willen zien of spreken, de ogen die je overal volgden zouden het onmogelijk hebben gemaakt. Jouw verraad aan mij was een niet te omzeilen keuze, waarin je stevig werd gedirigeerd.
Mijn verraad is een gevecht, een solostrijd, een tegennatuurlijk proces. Als het me lukt mijn zoon aan te geven zal ik mezelf nooit meer recht in de ogen kunnen kijken. Maar wat is het alternatief? Beelden voor mijn ogen waar ik keer op keer beroerd van word. Kleine meisjes die nooit meer kunnen spelen, geen vrouwen worden, geen moeder, geen oma. Verwijtende blikken van vrouwen die veroorzaken dat ik weg wil kruipen.
Ik weet wat het betekent een kind te verliezen. Maar mijn kind stierf door een ongeluk en dat is al niet te verkroppen. Hoe kun je als moeder het feit dat het leven van je kind op klaarlichte dag opzettelijk is geroofd een plaats geven? Dan moeten toch alle stoppen doorslaan? Hoeveel moeders lopen nog een risico als mijn zoon zijn gang kan blijven gaan? Hoeveel vrouwen die op zijn pad komen en hem niet aanstaan zijn nog onveilig?
Ik zal moeten ingrijpen; ik kan niet blijven toekijken hoe mijn eigen kind de levens van anderen vernielt. Ik kan dit de slachtoffers, maar ook hun moeders, niet aandoen.
Waarom, waarom, waarom? Wat ging er fout? Waar ben ik hem kwijtgeraakt?
Ik zit hier maar, omringd door mooie jurken voor de mooiste dag. Jurken die al een verleden hebben en toch een belofte blijven. Jurken die te maken hebben met vertrouwen, met toekomst. Ze weten niets van verlies en van wanhoop. Van twijfel, van strijd.
Van verraden.
Waarschijnlijk slaap je al. Het is tien uur geweest en je ging nooit na tienen naar bed. Misschien slaap je vannacht onrustig en voel je aan dat er iets gaat gebeuren. Ik hoop het.
Het wordt tijd voor de confrontatie. Niet dat er iets valt terug te draaien, maar daar gaat het voor mij ook niet om. Ik wil alleen iets rechtzetten en al verwacht ik niet dat je enig blijk zult geven van schrik of van compassie, je moet het weten. Je zult het weten.
Ik ben al bijna op weg om het te vertellen.