77
Dit kan geen toeval zijn. De opmerking over Emmen kwam niet zomaar in hem op. Hij gaf al eerder een hint in die richting. Wat probeert hij tegen haar te zeggen?
Ze moet met hem praten. Het moet! Vandaag! Ze gaat hem bellen en hem vragen om na de overdracht naar huis te komen. Vragen, niet eisen. Rustig blijven, proberen hem te bereiken. Zij is vanaf zijn geboorte al degene die het beste tot hem kan doordringen. Zij had altijd het meeste geduld. Dit moet haar lukken! Ze voelt zich gejaagd en opgewonden en wordt moe van haar eigen onrust. Ze belt hem op zijn mobiel.
Voicemail.
Hij kon het ding natuurlijk niet snel genoeg uit zijn zak halen. Ze belt nog een keer.
Voicemail.
Bij welke notaris is die overdracht? Welke naam heeft hij genoemd? Ze denkt koortsachtig na. Er komt geen enkele naam in haar op.
Hoe heette die makelaar? Die heeft zich voorgesteld toen ze het appartement gingen bezichtigen. De naam zit diep in haar geheugen. Het was iets met ‘an’. Hoeveel makelaars zitten er in Amsterdam? Ze zucht diep. Die zoektocht kan ze zichzelf beter besparen. Opeens veert ze overeind.
Funda! Internet! Misschien staat het appartement nog op de site. Ze loopt snel naar boven en start de computer.
Groetstraat. Ze heeft hem. Maar er staat niet bij dat het huis is verkocht, ook niet onder voorbehoud. Vermelden ze dat pas als de overdracht een feit is?
Er zit een onaangename kriebel in haar keel.
Het appartement staat te koop bij makelaardij Van Andel. Haar vingers trillen als ze het nummer intoetst.
Er meldt zich een vriendelijke vrouw met een Surinaams accent. Over welke overdracht gaat het en welk appartement in de Groetstraat bedoelt Astrid? Er staan namelijk zes appartementen in die straat te koop.
Astrid noemt het nummer.
De vrouw zegt dat dit appartement nog niet verkocht is. Ze kijkt ook even in de agenda en ziet dat geen van de makelaars die bij het bedrijf werkzaam zijn vanmiddag een overdracht heeft.
Het lukt Astrid om zich te verontschuldigen voor de vergissing.
Ze heeft de kraan wijd opengezet en laat het koele water over haar polsen stromen. Ooit leerde haar schoonmoeder haar dat dit een goede manier is om tot rust te komen. Vandaag helpt het niet. Ze draait met een nijdig gebaar de kraan dicht en slaat haar handen droog.
Ze belt nog een keer het mobiele nummer van Bjorn en verwacht weer de voicemail te krijgen. Hij meldt zich. Ze weet even niet wat ze moet zeggen.
‘Wat is er? Waarom bel je me?’
‘Waar ben je, Bjorn?’
‘Hou eens op met mij te controleren. Laat me met rust.’
‘Je hebt dat huis niet gekocht, hè?’
Stilte.
‘Dat appartement staat nog steeds te koop en iemand van het makelaarskantoor vertelde me een halfuur geleden dat er vanmiddag geen enkele overdracht is gepland. Waar ben je? Waar ga je naartoe?’
Er is een geluid dat ze niet goed kan duiden. Is het zijn ademhaling? Praat hij in zichzelf? Het is toch geen lach? ‘Wat zeg je, Bjorn?’
‘Ik zei niets. Ik ga even naar Sietske, want die kletst mij te veel.’
‘Weet je dan waar ze woont?’
Nu lacht hij wel. ‘Ik heb het kaartje.’
Ze heeft het opeens koud. ‘We kunnen samen wel even langs Sietske gaan.’
‘Nee mama, dat kunnen we niet. En hoe meer jij je met mij bemoeit, hoe meer ongelukken er gebeuren. Dat had je al veel eerder in de gaten moeten hebben. Dus nogmaals: laat me met rust. En heb niet het lef om de voordeur nog een keer op het nachtslot te doen.’
Ze hoort een klik.
Ze bladert snel door de telefoongids. Weesp. Banning. Twee aansluitingen. Een H.H.G. Banning en een L. Banning-Kootwijk.
Ze belt de H. Aan de andere kant gaat het belsignaal over. ‘Neem op,’ sist ze tussen haar tanden.
‘Dit is de voicemail van Hanneke, Lidewij, Joost en Corneille. We zijn er even niet, maar spreek gerust iets in, dan hoor je snel van ons. Doei!’
Het andere nummer. Het belsignaal gaat twee keer over. Drie keer. Vier keer. Er kraakt iets. Een diepe zucht. ‘Ja, hallo?’ Het is een breekbare stem. Een oude stem.
‘Is dit het nummer van Sietske Banning?’ vraagt Astrid.
‘Van wie? Zei u Sietske? Nee, die ken ik niet. U spreekt met mevrouw Banning-Kootwijk.’
Astrid mompelt iets wat in de richting komt van een excuus en drukt op de rode toets.
Ze moet iets doen. Maar wat? Wat stond er op dat kaartje? Sietskes naam en telefoonnummer. Ook een adres, maar welk adres? Waarom heeft ze niet beter gekeken? Waarom heeft ze zich niet in die vrouw verdiept?
Het is benauwd in de kamer; ze gooit de tuindeuren wijd open. Er komt iets in haar richting en ze mept het van zich af. Achter haar is een geluid. Haar mobiele telefoon.
Ze rent terug.
‘Sietske is niet thuis,’ meldt Bjorn. ‘Die spreek ik later nog wel. Ik heb dat appartement inderdaad niet gekocht, maar ik heb wel iets anders op het oog. Iets in de buurt van Emmen.’
Ze slikt. ‘Waarom Emmen?’
‘Omdat daar mijn familie woont en jij me daar nu wel lang genoeg vandaan hebt gehouden. Ik wil iets anders met mijn leven doen, mama.’
‘Iets anders? Je bedoelt dat je het bedrijf van je vader wil overnemen?’
Hij zucht diep. ‘Dat idee heb ik voorlopig in de wacht gezet. Misschien ligt er voor mij een taak bij mijn roots.’
‘Je roots? Bedoel je je oma? Heb je contact met haar? Bedoel je dat je bij mijn moeder wil gaan wonen?’ Ze heeft het nog steeds benauwd; misschien helpt het als ze de ventilator aanzet. Maar ze moet zichzelf niet afleiden en het gesprek gaande houden. ‘Bij jouw oma tel je alleen mee als je een Jehova’s getuige bent, als je heel gedisciplineerd wil leven en je hele ziel en zaligheid in dienst wil stellen van een sektarisch genootschap. Dat zie ik jou niet doen, Bjorn.’
‘Daar zou jij je nog wel eens hopeloos in kunnen vergissen.’
Voordat ze daarop in kan gaan verbreekt hij de verbinding. Astrid staart naar de mobiele telefoon in haar hand. De knallende vloek komt uit haar tenen.