11
Vandaag word je zeventig. Een kroonjaar, maar dat feit zal wel aan je voorbijgaan. Jullie vieren geen verjaardagen, omdat het de nadruk legt op het individu en omdat het zou voortkomen uit een heidense traditie. Kerkelijke feestdagen zoals Kerstmis en Pasen worden ook van heidense oorsprong beticht en dus genegeerd. Oud en Nieuw gaat ieder jaar voorbij zonder dat jullie er acht op slaan. Er valt weinig te vieren bij de Jehova’s getuigen. Waarom zou je het leven ook vieren als er sprake is van zoveel geboden en vooral verboden?
Er dringt zich vandaag steeds een absurd plan aan me op. Het plan om op de trein te stappen, naar Emmen te reizen en me bij jou te melden. We hebben elkaar al negenentwintig jaar niet gezien. Je stuurde me weg op de dag dat je eenenveertig werd. Het is ook absurd dat ik de maanden en dagen zit te tellen. Dat ik de getallen die ik vind steeds hardop uitspreek. Er is iets waardoor ik mijzelf moet inpeperen dat we al driehonderdachtenveertig maanden, zelfs al tienduizendtweehonderdzevenentwintig dagen van elkaar gescheiden zijn. Ik heb de rekensom van de dagen zes keer nageteld en precies uitgerekend hoeveel schrikkeljaren er in die periode zaten.
Is dat heimwee? Teleurstelling? Boosheid? Waarom doe ik dit?
Je bent nu waarschijnlijk grijs, misschien spierwit. Net zo wit als je moeder was.
Oma zal wel niet meer leven, mijn oom misschien ook niet meer. Ik heb geen enkel familielid meer gezien sinds mijn vertrek. Iedereen kan dood zijn, maar ik weet zeker dat jij nog leeft. Dat voel ik.
Ik wil dat je nog leeft. Haal het niet in je hoofd om dood te gaan voordat ik je nog een keer gesproken heb.
Het is bijna tien over vier in de middag, het tijdstip waarop ik ooit de voordeur achter me in het slot hoorde vallen. Ik sleepte mijn koffer naar de bushalte verderop in de straat en wachtte op de bus die me naar het station zou brengen. Ik zag jouw ogen voor me en deinsde opnieuw terug van de intens hatende blik die erin lag. En ik vroeg me af waarom ik gedacht had dat mijn bekentenis je beschermende moederrol zou uitvergroten. Welke bescherming had ik in godsherennaam op het oog gehad? Welke moederrol?
Ik wilde nog een keer achteromkijken en mijn ouderlijk huis goed in me opnemen, maar de bus kwam er al aan en ik hees de koffer naar binnen. De chauffeur vroeg lachend of ik soms een wereldreis ging maken. Zo vertrok ik uit Emmen en liet ik de eerste zeventien jaren van mijn leven achter me. Mijn jeugd, de indoctrinerende opvoeding, de onbeschrijfelijke eenzaamheid van een kind dat zich niet thuis voelt in haar natuurlijke omgeving. En de hoop dat alles ooit zou veranderen.
Ik maakte zelf een eind aan die hoop door mijn vertrek. Dat formuleer ik niet goed. Ik ben niet vertrokken, ik werd uit huis gezet. Weggestuurd, verbannen. Het was de prijs die ik moest betalen voor mijn definitieve besluit om me niet te laten dopen. Je drong daar al op aan sinds ik vijftien was geworden en het was me gelukt om de beslissing steeds uit te stellen. Ik had al duizend verschillende zinnen bedacht om bekend te maken dat ik niet gedoopt wilde worden en ook geen evangelisatiearbeid wilde verrichten. Natuurlijk wist ik heel goed dat van mij verwacht werd dat ik ging participeren in de huis-aan-huisprediking die de Jehova’s getuigen kenmerkt. Wie niet predikt, kan geen lid van de gemeenschap zijn. Ik wilde niets liever dan geen lid van die gemeenschap zijn, maar ik wilde wel jouw kind blijven.
Je wist niet dat ik Charles had leren kennen. Jij en ik bezochten samen dagen achtereen een camping en probeerden tent voor tent, caravan na caravan, ons verhaal te slijten over de noodzaak tot bekering, zodat men aan de vernietiging van goddelozen kon ontkomen. We werden overal weggestuurd, uitgelachen en zelfs uitgejouwd. Dat hoorde erbij, daar waren we aan gewend. Jij was eraan gewend, ik niet. Ik voelde de afwijzingen keer op keer als een ultieme vernedering en de bevestiging van mijn ongeloof. Ze maakten een pias van me, een karikatuur van de hoogste orde.
Toen ik bij de toiletten op jou stond te wachten, sprak Charles me aan. Hij was vriendelijk en direct. Hij zei dat ik volgens hem dit werk met tegenzin deed. Ik gaf het zonder een moment te aarzelen toe. Toen vroeg hij of ik ’s avonds terug kon komen.
Op de terugweg naar huis vertelde ik aan jou dat ik bij de toiletten een vrouw had ontmoet die graag verder wilde praten over het geloof, maar op voorwaarde dat het alleen met mij zou zijn en buiten de camping. Ik gebruikte de mij aangeleerde juichende toon voor deze mededeling en presteerde het zelfs te beweren dat dit een geschenk leek voor onze religieuze toewijding. Je stemde erin toe dat ik ging.
Mijn eerste avond met Charles hebben we alleen over onszelf gepraat. We waren gretig naar wederzijdse informatie en ik kreeg mijn eerste kus. Dat was het begin van een serie geheime ontmoetingen waarvoor ik me in de meest bizarre bochten moest wringen. Toen de vakantie van Charles en zijn familie voorbij was, begon ik hem stiekem te bellen. En hij begon van Weesp naar Emmen te rijden om mij in het geheim te zien.
Ik was zo naïef te veronderstellen dat de liefde een brug kon vormen. Het was voor mij een onvoorstelbaar idee dat je akkoord zou gaan met mijn uitsluiting als je wist dat ik mijn geluk gevonden had bij een hardwerkende man die jouw levensstijl wilde respecteren.
Het is al negenentwintig jaar geleden en toch weet ik nog exact hoe ik me voelde toen ik in de bus zat die me naar het station bracht. Ik herinner me de kramp in mijn middenrif, mijn te hoge ademhaling, de duizeligheid. De wereld verging tijdens die rit. Ik was gedumpt, met mij was afgerekend.
Nu praat ik tegen je via de opnamefunctie van mijn mobiele telefoon. Ik zonder me af en controleer iedere minuut of de deur van de zolder wel goed gesloten is. Ik zorg ervoor dat mijn stem gedempt blijft, ook al weet ik dat de goed geïsoleerde ruimte waar ik me bevind mijn geheim bewaakt. Misschien moet ik aan Charles vertellen waar ik mee bezig ben. Hij zal het begrijpen en in ieder geval respecteren.
Misschien kan ik beter geen nieuw geheim aan mijn leven toevoegen.