50
Onkruid met blote handen uit de aarde trekken maakt haar ook vandaag weer rustig. Ze is bijna klaar als ze achter zich een geluid hoort. Jolien?
Astrid kijkt op haar horloge en ziet dat ze twee uur bezig is geweest. Ze wrijft het zwarte zand van haar handen en draait de buitenkraan open. Het koele water voelt lekker aan. ‘Ik ben in de tuin,’ roept ze.
Hij staat zwijgend in de deuropening.
Ze dwingt zichzelf kalm te blijven en spoelt haar handen nog een keer af. Daarna loopt ze in de richting van de deur.
Bjorn doet een stap opzij en laat haar door. ‘Kunnen we praten?’ vraagt hij.
Ze was ervan overtuigd dat hij was weggegaan. Heeft hij naar haar zitten gluren terwijl ze bezig was in de tuin? Of heeft hij weer voor luistervink gespeeld toen zij op haar zolder zat?
Hij biedt aan om thee te zetten.
Astrid weigert met een stug gebaar. ‘We gaan naar de woonkamer,’ zegt ze.
‘Kunnen we niet naar mijn kamer gaan? Ik heb liever niet dat Jolien iets in de gaten krijgt als ze thuiskomt.’
Ze wijst naar de zithoek. ‘Als jij iets te zeggen hebt, doe je het hier.’
Hij gaat zitten.
Hij kijkt haar niet aan en maakt een nerveuze indruk. Dat geeft Astrid de gelegenheid hem te observeren. Ze kent dit gedrag en weet dat hij ergens mee zit. Maar zal hij over wat hij blijkbaar aan haar kwijt wil de waarheid vertellen?
‘Ik wil geen leugens horen,’ kondigt ze aan.
‘Goed. Die zegelring… daar zat ik nogal mee in mijn maag. En opeens was ik hem kwijt en wist ik niet meer waar ik hem had gelaten. Ik moet minder drinken. Dat ga ik doen, ik beloof het.’ Hij wacht.
Astrid zwijgt.
‘We gingen vijf maanden met elkaar om. Gina en ik. Toen jij een keer op een dag dat ze hier werkte boodschappen ging doen en ik thuis was gebleven omdat ik me niet lekker voelde, raakten we in gesprek. Een paar dagen later ging ik bij haar langs.’ Hij plukt aan de kraag van zijn shirt. ‘Ik wilde niet dat iemand ervan wist. Ze kon qua leeftijd bijna mijn moeder zijn. Dus we maakten daar afspraken over. Ze heeft steeds tegen me gezegd dat ze zich aan die afspraken hield.’
Astrid merkt dat hij iets van haar verwacht. Een vraag, misschien. Een opmerking. Maar ze is niet van plan om iets te zeggen. Hij zoekt het maar even lekker zelf uit.
‘Op een avond stond er opeens een vent voor de deur en ik had de indruk dat ze nogal schrok. Ik moest naar boven en mocht me nergens mee bemoeien. Beneden was herrie, ruzie denk ik. Waar het precies over ging was niet te verstaan. De man ging weer weg en Gina zette mij snel de deur uit. Ze wilde er niets over zeggen. Twee weken later gebeurde het opnieuw. Toen vertelde ze me dat ze bang was dat ze haar iets zouden aandoen als ze het geld niet teruggaf. Het kostte me veel moeite om erachter te komen waar ze het over had.’ Hij staat op. ‘Even wat te drinken halen, wil jij echt niets?’
Ze zwijgt.
Hij komt terug met een glas frisdrank in zijn hand. ‘Ik kan er slecht tegen als je helemaal niets zegt.’
‘Ga verder, Bjorn.’
‘Ik ben nooit te weten gekomen wat er precies aan de hand was, maar ik heb wel begrepen dat Gina geld had verdiend aan zaken die het daglicht niet verdroegen en dat ze met de mensen met wie ze samenwerkte ruzie had gekregen. Die mensen eisten het geld terug dat ze had verdiend. Honderdvijftigduizend euro. Een paar weken voordat ze werd vermoord vroeg ze mij of ik dat geld in bewaring wilde nemen. Ze haalde het hele bedrag van de bank en gaf het aan me mee. Ik heb het daarna op mijn eigen rekening gezet.’
‘Jij gokt dus niet.’
‘Ik gok wel degelijk en ook regelmatig, maar ik heb nog nooit een groot bedrag gewonnen. Tot nu toe speel ik meestal quitte.’ Hij drinkt in één teug zijn glas leeg. ‘Een week later zei ze dat ik voorlopig niet moest komen, omdat ze eerst een paar dingen moest oplossen. Toen gaf ze me de gouden zegelring mee.’ Hij probeert haar aan te kijken, maar zijn ogen houden dat niet vol. ‘Ik heb haar niet vermoord. Ik denk dat de moord op Gina iets te maken had met een afrekening en dat ze dit bij de politie allang weten.’
‘Waarom heb jij je niet gemeld?’
‘Dat kun je toch niet serieus menen? En dan dat tuig met wie ze omging achter me aan krijgen? Dank je feestelijk, zeg.’
‘En de rest? Die ring heb je dus in de la gelegd tijdens een alcoholische verstandsverbijstering. Maar hoe zit het met de lege envelop die ik kreeg? En met de witte kindersok? En met het slipje?’
‘Ik weet niet waar je het over hebt. Wat zijn dat nu weer voor bezopen vragen?’ Hij staat op.
Dit ging te snel; misschien moet ze even geen vragen meer stellen. ‘Gina was zwanger.’ Nu doet ze het tóch. ‘Was dat kind van jou?’
Hij opent de deur van de gang. ‘Van wie anders?’
Een minuut later hoort Astrid dat zijn auto gestart wordt en ziet ze hem van het erf af rijden.
Ze kijkt hem na tot hij uit haar zicht verdwenen is.