3
Er komt vandaag een nieuwe klant en Astrid wil niet dat zij iets merkt van haar onzekere gevoel. Even overweegt ze de mogelijkheid om haar te bellen en de afspraak te verzetten. Ze kent haar, het is de dochter van een van de vrouwen van de wandelclub waar ze vroeger lid van was. Haar nummer zal wel in de telefoongids staan en anders kan ze de moeder bellen. Die komt natuurlijk mee; moeders komen vaak mee als hun dochters een bruidsjapon willen uitzoeken. De laatste maanden krijgt ze het steeds drukker, want sinds het artikel in de streekkrant weten meer mensen haar te vinden. Toen ze met haar zaakje in tweedehands bruidsjurken begon, had ze aanvankelijk weinig te doen. Haar oproep in verschillende bladen leverde al wel snel een behoorlijke collectie op, maar de kopers lieten zich de eerste maanden niet zien. En toen verscheen de eerste klant en begon haar bedrijfje zomaar te lopen.
Zal ze nu bellen of niet? Ze raakt geïrriteerd door haar eigen onzekerheid, haar weifelende vingers boven de telefoon, het beklemmende gevoel op haar borst. Bjorn zou haar nu een watje noemen.
Het is al te laat om af te bellen. Misschien is het ook beter om bezig te zijn met het geluk van een ander. Astrid houdt van de gulzige blik in de ogen van aanstaande bruiden als ze de collectie bekijken. Er hangen momenteel veertig japonnen op de tot bruidssalon omgebouwde zolderverdieping van haar huis. Vorige week heeft ze nog vier nieuwe aanmeldingen gekregen en de vrouwen die belden hebben inmiddels haar folder ontvangen. De japonnen moeten eerst gestoomd zijn voordat ze worden gebracht en de verkoop gaat op basis van consignatie. Het betekent dat de ex-bruiden nog iets terugkrijgen van de enorme investering die ze meestal hebben gedaan en dat de nieuwe bruiden veel minder geld hoeven uitgeven dan ze gepland hadden. Astrid zegt dit vaak tegen de verschillende partijen. Sommige vrouwen brengen hun gedragen trouwjurk met duidelijke twijfel en ze hebben vaak een duwtje in de rug nodig. Hetzelfde geldt voor de vrouwen die komen kijken naar een tweedehands jurk. Het maakt ze minder uniek, minder speciaal in hun ogen. Maar ze laten zich toch vaak ompraten en zijn dan tevreden met hun aankoop. Astrid zou haar eigen trouwjurk nooit hebben verkocht, als ze er een zou hebben gehad.
De stem bezorgt haar bijna een hartstilstand. Ze grijpt zich vast aan de stoel waar ze naast staat.
‘Is je klant er nog niet?’ Charles ziet dat ze schrikt en loopt snel naar haar toe. ‘Sorry, ik dacht dat je me hoorde aankomen.’ Hij geeft haar een kus. ‘Wat is er? Ben je ziek? Je ziet eruit als een geest.’
‘Ik schrok me suf, waar kom jij opeens vandaan?’
‘Het is rustig in de garage. Ik wil een paar uur aan de gang met de administratie. Nol kan het wel alleen af.’
‘Is Bjorn er niet?’
‘Jawel, natuurlijk. Hoezo?’
‘Waarom noem je hem dan niet?’
‘Nol heeft de leiding.’ De stem van Charles daalt.
Nu kan ze beter oppassen wat ze zegt. Er moet vandaag geen ruzie komen, dat trekt ze niet.
‘Ik voel me niet zo lekker,’ zegt ze.
‘Dat dacht ik al. Heb je nog meer afspraken, behalve die van vanmorgen?’
Ze zou hem nu over de vondst van het roze jurkje willen vertellen. Ze zou samen met hem naar Bjorns kamer willen gaan, het jurkje uit de la willen pakken en terughangen in de kast waar het hoort te zijn. De kast van Meike. De gedachte aan die naam veroorzaakt een pijnlijk trekkend gevoel ter hoogte van haar borsten.