16
Vanaf het moment dat Astrid wakker wordt, denkt ze eraan. Vandaag wordt Gina begraven. Haar lichaam is een paar dagen geleden eindelijk vrijgegeven en kan nu naar haar laatste rustplaats worden gebracht. Haar zus Rita belde direct op toen het nieuws bekend werd. Ze belt regelmatig, want ze schijnt te denken dat Astrid op de hoogte wil worden gehouden van alle ontwikkelingen.
Charles ligt nog te slapen. Ze kijkt naar zijn ontspannen lichaam en haar oog valt op zijn trouwring. Gina droeg een zegelring, maar toen ze werd gevonden was die verdwenen. Maar Gina is dood, daar valt niets aan te veranderen en nog minder over te piekeren. Het opsporen van haar moordenaar is het werk van de politie. Soit!
Het is pas halfzes, maar ze is klaarwakker. Buiten zijn enkele vogels al aan hun ochtendconcert begonnen. Ze sluipt het bed uit en trekt haar ochtendjas aan. Zou de krant al bezorgd zijn? Haar maag borrelt. Ze wrijft met haar handen over de luidruchtige plek en beseft dat ze trek heeft in zoetigheid. Gevulde speculaas of iets dergelijks. Ze schudt haar hoofd. Wie heeft er nu in juni zin in gevulde speculaas? Ze glipt de slaapkamer uit en sluit de deur zo zacht mogelijk. Als ze haar voet op de bovenste traptree heeft gezet, valt haar oog op de deur van de kamer van Meike. Die staat op een kier. Ze loopt er snel op af en trekt hem in het slot.
Witbrood met roomboter en chocoladehagelslag is ook zoet. Er flitst een beeld langs haar ogen, het beeld van een klein meisje dat nog een kussen op haar stoel nodig heeft om boven de tafel uit te komen. Het meisje zet haar tanden in een witte boterham met chocoladehagelslag. Meestal wordt Astrid misselijk van zulke beelden, maar vandaag is het te verdragen. Als het brood ligt te ontdooien, ziet ze in de verte de krantenbezorger naderen. Ze knoopt haar ochtendjas dicht en loopt naar buiten.
De stilte om haar heen voelt heerlijk aan. Het huis is een veilige haven. Ze geniet van de rust en de ruimte, van het uitzicht over de weilanden en het ontbreken van buren. Toen ze pas uit Emmen was verdreven, moest ze erg wennen aan de uitgestrektheid van haar nieuwe woonomgeving, maar ze ontdekte al snel hoeveel lucht het ontbreken van buren haar gaf. Tegenwoordig kan ze zich niet meer voorstellen dat ze in een rijtjeshuis zou willen wonen. Van het idee dat er dan overal mensen in de buurt zijn, kan ze het behoorlijk benauwd krijgen.
Ze kijkt naar haar eigen huis. Het heeft sinds ze hier wonen een totale metamorfose ondergaan. Het oude grauwgrijze stucwerk van de gevel is vervangen door een nieuwe laag met een vriendelijke roomkleur. De kozijnen zijn niet meer blauw, maar diep donkergroen. Astrid weet nog dat het onnatuurlijke blauw pijn deed aan haar ogen. De kleur stond haar zó tegen dat ze aanvankelijk geen zin had om het huis van binnen te bekijken; Charles moest haar bijna over de drempel sleuren. Maar toen ze zich eenmaal over haar aversie heen had gezet, werden de blauwe kozijnen een onbeduidend smetje op het geheel. Ze was vanaf het moment dat ze in het huis stond verliefd op de ruime woonkamer, de enorme keuken en vooral op de zolder. Het dak was nog niet geïsoleerd, er waren nog geen dakkapellen, maar de twee bescheiden dakramen boden wel uitzicht over het landschap en de rust die daarvan uitstraalde.
Ze richt haar blik op de dakkapel aan de voorzijde van het huis. Aan die kant is de lichtval het mooist en daar staat nu dus ook de enorme passpiegel waarvoor de toekomstige bruiden vaak niet zijn weg te slaan. Gisteren hebben zich twee nieuwe klanten gemeld; ze wilden graag zo snel mogelijk een afspraak maken. De eerste komt vanmiddag. Ze heeft dat nog niet tegen Charles gezegd. Ze heeft ook niet gezegd dat ze niet meegaat naar de begrafenis van Gina.
De gedachte aan die begrafenis maakt haar opeens onrustig. Ze ziet een rij graven voor zich. Bloemstukken. Kinderspeelgoed. Ze klemt haar handen om de krant.
De stem bezorgt haar bijna een hartverlamming. Ze wankelt, maar blijft overeind. De krant valt op de grond.
‘Ik dacht al dat jij beneden zou zijn. Wat is er? Laat ik je schrikken?’ Bjorn komt op haar af en pakt haar hand. ‘Ja, je schrikt je rot volgens mij. Nou sorry, mam. Ik dacht dat je me hoorde aankomen.’
Astrid raapt de krant op. ‘Het geeft niet, ik had je gewoon nog niet verwacht. Hoe komt het dat je al zo vroeg wakker bent?’
‘De slaap was op.’ Hij lacht breed. ‘Dat zei Meike altijd, weet je nog wel? Denk jij momenteel ook zo veel aan haar?’ Hij trekt haar naar zich toe. ‘Ik zie ertegen op om vandaag naar het kerkhof te gaan, maar ik ga echt wel mee. Ik kom er anders nooit. Jij wel, hè?’
‘Ik ga niet naar de begrafenis van Gina,’ zegt Astrid. ‘En jij hoeft er echt niet naartoe, als je dat liever niet wil.’
Bjorn lijkt opgelucht. ‘Dan blijf ik bij jou.’
Astrid wil zeggen dat hij zich niet verplicht hoeft te voelen om haar gezelschap te houden. Ze zoekt naar de juiste woorden om hem dat duidelijk te maken zonder hem het gevoel te geven dat ze hem afwijst. Maar de woorden houden zich verscholen.
‘Ik heb trek in vers witbrood met chocoladehagelslag,’ meldt Bjorn. ‘En met roomboter.’
Astrid voelt dat haar maag zich samentrekt.