99
Op de dag dat ik zevenenveertig word weet ik dat het tussen jou en mij nooit meer goed komt.
De dag is nog jong, het bezoek komt later. Ik ben al toegezongen door mijn man en dochter en heb cadeaus gekregen. Ik heb in mijn leven nu al veel meer verjaardagen wél gevierd dan niet en toch heeft het nog altijd iets onwezenlijks. Het heidense aspect is verdwenen, maar het illegale tintje kan me, als ik niet oplet, plotseling te grazen nemen.
Dit is de laatste keer dat ik tegen je praat. Ik wis straks alles wat ik heb ingesproken, trek daarna een streep onder dit deel van mijn leven en begin aan deel twee.
Toen ik net was begonnen aan dit avontuur vroeg ik me steeds af waarom ik er niet mee kon ophouden. Na een paar weken wilde ik er juist niet meer mee stoppen en ik probeerde te bedenken waarom ik moest doorgaan. Onze geheime ontmoetingen die allesbehalve ontmoetingen waren, hadden een functie. En sinds ik me realiseerde dat ik hiermee ben begonnen op de dag dat jij stierf zijn ze meer dan eenrichtingverkeer. Je hebt me geroepen en ik heb geantwoord. Nu nog het laatste gesprek.
De finale.
Je hebt veel verwijten over je heen gekregen; ze waren stuk voor stuk gemeend en kwamen uit alle hoeken van mijn geheugen tevoorschijn. In het eerste deel van mijn leven heb ik me alleen verbaasd over de manier waarop je handelde. Ik heb voortdurend redenen gezocht, verklaringen bedacht en moeite gedaan om het te begrijpen. Daar stop ik mee. Ik begrijp het niet en wil er ook geen moeite meer voor doen. De feiten spreken voor zich, het verleden is niet te herzien. De toekomst telt en ik ben degene die toekomst heeft.
Je hebt aan mijn zoon verteld dat ik een zondaar en een leugenaar was. Zijn jullie nu samen? Het zou me niet verbazen. Het kan me ook niet schelen, als je er maar voor zorgt dat je bij Meike uit de buurt blijft. Denk eraan: niet aan mijn roze engel komen. Ze is te mooi, te goed en te puur voor jou. Voor jullie. Ze verdient een stralende eeuwigheid.
Ik heb geregeld dat mijn zoon zich bij je kon voegen. Je hoort het goed: ik heb het geregeld. Er ging een enorme strijd aan vooraf, een energievretend gevecht met mijn geweten. Je hoort als moeder voor je kind te zorgen, het te beschermen en te voorkomen dat het ontspoort. Ik heb gezorgd, beschermd en niet voorkomen. Ik hield te veel van hem en heb me daardoor laten verblinden. Dat heeft verschrikkelijke gevolgen gehad.
Ik wist dat er geen nieuwe slachtoffers meer mochten vallen en dat ik hem moest helpen. Dat ik de enige was die hem kon helpen, omdat ik als enige alles wist. Toch keek ik te lang de andere kant op.
Hij jongleerde met mijn loyaliteit, bespeelde behendig mijn gemoed en maakte me zonder aarzeling medeplichtig. Maar hij was en bleef mijn zoon en mijn liefde won het steeds van mijn afkeer. Tot die laatste dag, tot die ene zin. Tot die gruwelijke waarheid over het lot van mijn jongste kind. Op het moment dat hij die waarheid voor mijn voeten smeet, veranderde liefde in haat.
Ik vertel het aan jou, want ik kan het tegen niemand anders zeggen. Dus luister goed.
Ik zat aan de tafel en had het koud, ondanks de warmte in de kamer. Ik zag een meisje dansen in haar roze feeënjurk, ik voelde haar armpjes om mijn hals en hoorde haar zeggen dat ze mij de liefste moeder van de wereld vond. Mijn hart lag in puin, mijn ziel was gekliefd. Ik kon me niet bewegen.
Bjorn kwam de keuken uit en nam een boterham met jam mee naar boven. Ik zag alleen die boterham met jam.
Ik wist dat zijn raam open had gestaan en de hor er niet in zat. Dat had ik gezien toen ik eerder die dag in de tuin was en ik vermoedde direct dat het meisje dat hij bij zich had dit had gedaan. Ik kon me voorstellen dat ze had bedacht dat het dekbed even lekker moest luchten en de hor daarbij in de weg zat. Ik heb toen die hor weer teruggezet.
Je had gelijk, ik ben een leugenaar. Ik heb verwondering geveinsd over het open raam en zijn dronkenschap de schuld gegeven. Ik loog over wat er gebeurd was.
Hij stommelde de trap op; het leek uren te duren voor hij eindelijk boven was. Daarna werd het stil.
Er dansten kleine meisjes om me heen, ze straalden van levenslust. Ze waren mooi, aandoenlijk en onschuldig. Een van hen was mijn kind, ik probeerde haar vast te houden. Mijn hart stond stil van het geluid dat haar meesleurde.
Toen ik de trap op liep, moest ik me stevig vasthouden aan de leuning. Mijn kleine meisje was weg; in haar plaats liep er een jongen om me heen die me niet wilde aankijken.
Hij snurkte, het dekbed lag half op de grond, de boterham met jam was voor de helft opgegeten. Ik heb niet meer naar hem gekeken toen ik de hor verwijderde en tegen de radiator zette.
Ik ben gaan slapen. Ik heb me laten wegzakken in de schijn van onwetendheid. Ik ben een leugenaar.
Maar geen zondaar.
In de maanden die achter ons liggen hebben we als gezin geprobeerd te herstellen. Deze rouw is anders dan die om Meike. Hij is eenvoudiger om te beleven en te doorstaan. De scherpe kanten slijten gemakkelijker, het leven erna is beter te grijpen.
Er zijn geen parkmoorden meer gepleegd en geen vrouwen uit onze omgeving meer vermoord. Niet door Bjorn, in ieder geval. Niet doordat ik faalde.
Soms vergeet ik even dat hij dood is en dek ik de tafel voor vier personen. Enige ontkenning is me zeker niet vreemd. Maar ik weet snel weer wat er gaande was. En ik weet vooral dat ik hem heb geholpen.
Ik opende de deur van de zolder en deinsde achteruit. In het midden van de ruimte stond een kruk en daarboven hing een strop. Het was een stuitend macaber stilleven. Een bedreiging en tegelijk een uitnodiging. Of was het een schreeuw om hulp?
Ik sloot snel de deur achter me en liep erop af. Mijn ogen waren gefixeerd op het touw en een paar seconden is het een optie geweest.
Slechts een paar seconden.
Ik zeg geen gedag. Ons afscheid heeft al lang geleden plaatsgevonden. Het enige wat me nog te doen staat is alle opnames met één druk op de knop verwijderen. En dit is het geschikte moment.
Ik heb heel lang het gevoel gehad dat ik je in de steek liet. Nu niet meer. Ik heb mijn zoon aan je afgestaan en zijn vader achter hem aan gestuurd. Je hoeft je in ieder geval niet te vervelen in de hel.