62
‘Ik heb me ingeschreven voor een cursus Nederlandse taal,’ glundert Sietske. ‘Liever gezegd: mijn dochter heeft dat gedaan. Bij de basisschool waar mijn kleindochter op zit. Het is een cursus die speciaal gericht is op mensen die slecht kunnen lezen en schrijven. Ik kon er nog net bij, ze zitten nu vol. Ik ben blijkbaar geen uitzondering.’
‘Wat goed van je. Echt heel goed. Heb je aan je dochter verteld dat Jolien moest lachen om iets wat je zei?’
Sietske grinnikt. ‘Ja, maar pas nadat mijn dochter zelf bijna in een lachstuip terechtkwam toen ik bloedserieus beweerde dat de tante van een andere vrouw waar ik schoonmaak een pantyhouse had gekocht. Daar schrok ik van, ik bedoel: dat ze lachte. Meestal zegt ze gewoon dat ik een fout maak. Maar ze was moe en ik had een halfuur eerder gezegd dat ik haar gezin zo harrimonieus vond en daar had ze niet op gereageerd, omdat ze zich toen al bijna niet had kunnen beheersen. Ik krijg zelf ook altijd overal de slappe lach van als ik moe ben. Nou ja, toen zei ze dat het echt hoog tijd werd dat ik mijn taalachterstand eens ging aanpakken. Ze heeft gelijk. Ik ga dus in september weer naar school. Iedere dinsdagavond. En weet je, ik heb er zin in. Hoewel…’ Haar gezicht betrekt. ‘Ik had het er straks al met je man over. Ik begrijp niet waar Rita uithangt. Ze gaat nooit ergens naartoe zonder het me te vertellen. Ik maak me ongerust. Als ik hier vandaan kom, ga ik nog een keer bij haar langs en als ze er dan weer niet is, bel ik de politie.’
‘Heb je een sleutel van haar huis?’
‘Ja, maar ik ben nog niet naar binnen gegaan. Denk je dat ik dat moet doen? Zou ze…?’ Sietske slaat haar hand voor haar mond. ‘Ik ben ervan uitgegaan dat ze niet thuis was. Ze zal toch niet…’
‘Zitten jullie buiten? Is er nog koffie?’ Bjorn staat in de deuropening en knijpt zijn ogen dicht. ‘Wat is die zon scherp, zeg. Waarom heb je de parasol niet opengezet, mam?’ Hij draait zich om en loopt naar binnen.
‘Ik doe die parasol wel even,’ zegt Sietske. ‘En dan ga ik gauw verder, kun jij even lekker rustig met je zoon zitten.’
‘Sietske is nogal bezorgd om Rita.’ Astrid probeert het zo achteloos mogelijk te zeggen.
‘Wat valt er bezorgd te zijn?’
‘Ze kan al bijna een week geen contact met haar krijgen.’
‘Dan zal ze wel op vakantie zijn. Zou ik me kunnen voorstellen na wat er is gebeurd.’
‘Misschien is er iets anders aan de hand,’ oppert Astrid.
‘Zoals?’
Astrid dempt haar stem. ‘Jij vertelde dat Gina zich volgens jou bezighield met duistere zaakjes. Je had het zelfs over de mogelijkheid van een afrekening. Zou Rita daar ook iets mee te maken kunnen hebben gehad? Dat geld dat jij in bewaring moest nemen…’
‘Dat was het geld van Gina.’
‘Maar ze wilde toch dat niemand het van haar kon afpakken? Jij vertelde aan mij dat de mensen met wie ze zaken deed het terug wilden hebben. Kunnen die mensen dan later niet naar Rita zijn gegaan? Ze kunnen toch gedacht hebben dat zij die honderdvijftigduizend euro ergens had liggen?’
‘Ik heb geen idee wie er nog achter dat geld aan zitten. En wat die zus betreft, misschien deed zij ook zaken met de gasten die Gina hebben vermoord. Dan zou het met haar ook wel eens slecht kunnen aflopen.’
Astrid zou de vraag die op haar lippen brandt nu ook willen stellen, maar ze aarzelt.
‘Ik zie aan je gezicht dat je nog iets wil vragen,’ zegt Bjorn.
‘Ja… Ik vraag me af of Rita echt iets wist van wat er gaande was tussen Gina en jou. En of ze daar met nog andere mensen dan Sietske over heeft gesproken.’
‘Heeft Sietske er dan nog iets over gezegd?’
‘Nee, maar ik heb het gevoel dat ze er… ach, laat maar. Ik ga het er ook niet meer met haar over hebben, anders denkt ze nog dat het belangrijk voor ons is.’
‘Heel verstandig. Laat Sietske zich verder maar bezighouden met Rita bellen. Die neemt vanzelf wel weer een keer de telefoon op.’
‘Sietske heeft een sleutel van haar huis. Ik denk dat ze een dezer dagen naar binnen gaat.’
‘Ze kan volgens mij beter de politie bellen.’
‘Wat denk je dan dat ze daar vindt?’
Hij drinkt zijn kopje leeg. ‘Ik denk niets. Ik heb een afspraak met de makelaar en ik ben van plan een bod uit te brengen. En daarna ga ik eens een paar meubelzaken af om me te oriënteren op mijn toekomstige inboedel. Hoe klinkt dat?’
‘Doe je dat alleen? Kun je niemand bellen om mee te gaan?’
‘Ik ben eraan gewend om dingen alleen te doen,’ zegt Bjorn.
‘Bjorn raadde je af om zomaar bij Rita naar binnen te gaan. Je weet toch niet wat er is gebeurd. Misschien kun je dat beter aan de politie overlaten,’ adviseert ze Sietske als die op het punt staat om te vertrekken.
‘Dat had ik zelf ook al besloten, maar toch bedankt voor de goede raad. Dat associeer ik.’
Astrid aarzelt. ‘Ik denk dat je bedoelt dat je het apprecieert.’
‘Ik moet me ook niet wagen aan moeilijke woorden,’ lacht Sietske.
Ze staat nog steeds in de deuropening, terwijl Sietske allang uit beeld is. Ze leunt met haar hoofd tegen de deurpost en probeert een reden te bedenken waarom Bjorn niet gewoon naar de politie zou stappen om te vertellen wat hij weet over Gina. Waarom is hij bang dat hij mensen achter zich aan krijgt als hij praat? Dat wordt toch niet openbaar gemaakt? Zijn uitleg over zijn relatie met Gina klonk heel aannemelijk. Ze vindt het wel onverstandig dat hij zich zo gemakkelijk liet gebruiken om Gina’s geld weg te sluizen. Dergelijke transacties zijn aan te tonen en dan komen er alsnog vragen. Heeft hij daar niet aan gedacht? Of denkt hij daar juist heel sterk aan en is hij nu bang dat hij een verdachte wordt als hij ergens over praat?
Benno Manshanden werd ook van het ene op het andere moment een verdachte. Ze rilt bij het idee dat Bjorn urenlang verhoord wordt en iets in zijn schoenen geschoven krijgt waar hij niets mee te maken heeft.
Maar heeft hij er werkelijk niets mee te maken? Was die relatie écht zo onschuldig?
Hij deed heel luchtig over de mogelijkheid dat Rita iets afwist van zijn relatie met haar zus. Te luchtig. En zij had dóór moeten vragen. Ze was zelf nog een graadje erger. Hij deed ook alsof hij niet geïnteresseerd was in wat er nu met Rita aan de hand zou kunnen zijn.
Ze moet meer vragen aan hem stellen, ze kan niet eindeloos blijven toezien. Ze weet dat zijn verhaal niet klopt. Maar wat kan ze doen? Ze kan toch moeilijk zelf naar de politie stappen en hun aandacht op haar zoon vestigen? Dat nooit.
Ze heeft weer hoofdpijn. Dat heeft ze tegenwoordig veel te vaak naar haar zin. Haar nek voelt ook stijf aan. Ze masseert met haar vingertoppen de pijnlijke plekken.
Ze moet iets doen.