66
‘Je hebt weer in mijn kast gesnuffeld.’ Bjorn staat in de deuropening. Hij is kwaad. En nerveus, dat ziet ze aan de ongecontroleerde bewegingen van zijn mondhoeken.
Charles is een kwartier geleden naar zijn broer gegaan, die hem belde omdat hij hulp nodig had bij het repareren van de buitenkraan in zijn tuin. Ze kan dus vrijuit met haar zoon praten.
‘Wat bedoel je met “gesnuffeld”?’ Dit is de goede toon. Koel, kalm. Onaangedaan. Híj moet in paniek raken, niet zij. ‘Wij gaan eens even een televisieprogramma bekijken. Boven, op de computer. Loop maar voor me uit.’
Hij gehoorzaamt, maar duidelijk niet van harte. Zijn voetstappen dreunen op de trap. Hij trapt de deur open van de kamer waar de computer staat.
Ze doet of ze het niet ziet en zoekt het programma op. ‘Zitten!’ Ze wijst naar de kruk die naast de tafel staat.
Hij zit stijf als een plank naast haar en beweegt zich niet. Zwijgend bekijken ze samen de uitzending over de parkmoorden. Het moment van de mededeling over het blauw-wit geruite overhemd komt naderbij.
De aftiteling van het programma is begonnen. Ze richt zich op haar zoon en merkt dat hij niet naar het scherm maar naar háár zit te kijken en op een manier waar ze het benauwd van krijgt. Hij staat op en sluit de deur, die op een kier stond. ‘Ik denk dat wij eens een goed gesprek moeten hebben,’ zegt hij.
Dit is de Bjorn waar mensen snel van terugdeinzen. Zij ook, dat weet ze goed. Het is de provocerende, kille, geladen man die bijna geniaal te noemen is in de manier waarop hij degene die hij als zijn tegenstander ziet taxeert en manipuleert. Het is haar eigen zoon en in dit soort situaties is hij in staat haar te degraderen tot een klein, kwetsbaar meisje.
Ze moet iets doen. Opstaan, zich groter maken, haar voeten stevig op de grond plaatsen. Niet toegeven aan het beklemmende gevoel dat haar gezichtsspieren straktrekt en haar handen laat beven. Ze moet de leiding terugpakken.
‘Waar heb je het overhemd gelaten?’ fluistert hij.
Ze loopt voor hem uit naar de kelder en schuift de twee grote koffers die onder de trap staan opzij. Ze wijst op de weekendtas die tevoorschijn komt.
‘Maak open,’ gebiedt hij.
Ze ritst de tas open.
Hij steekt zijn hand uit. ‘Geef op.’
Ze kan niet naar hem kijken.
Ze graaft een kuil ergens achter in de tuin. Staat ze hier echt? Het zou zomaar een droom kunnen zijn. Als Charles nu maar niet plotseling thuiskomt. Of zou dat juist moeten gebeuren? Haar gedachten lopen door elkaar heen en vliegen alle kanten op.
Bjorn duwt haar zo hard opzij dat ze haar evenwicht verliest en valt. Ze voelt een pijnlijke steek in haar knie en klemt haar handen eromheen. Ze probeert overeind te komen, maar dat lukt nog niet. Even wachten tot de pijn wat wegtrekt. Beter ademhalen. Geen paniek!
Hij smijt het overhemd in de kuil en strijkt een lucifer af. Daarna nog een. En nog een. Een minuut later staat het hele hemd in brand. Hij trekt haar overeind. ‘Kun je weer staan? Niks gebroken? Misschien zijn je botten nog niet poreus. Hoe laat komt papa weer thuis?’
Het is verbijsterend. De luchtige toon die hij aanslaat staat volkomen haaks op de grimmigheid en woede van nog geen halfuur geleden. De manier waarop hij haar ondersteunt zou je zelfs galant kunnen noemen. Ze kijkt naar hem en weet weer eens niet wie hij is.
Nu geen stilte laten vallen, nu echt het heft weer in handen zien te krijgen. ‘Wat heb je met die kinderen gedaan, Bjorn? En waarom in godsnaam?’ Die vraag verandert alles.