96
Op de eettafel ligt een krant. Hij is van woensdag. Is het soms een krant van vorige week?
‘Klopt het dat het vandaag woensdag is?’ vraagt ze aan Charles. Die is opeens terug. ‘Ik kan de dagen niet uit elkaar houden.’
‘Dat komt waarschijnlijk door de tranquillizers die ze je hebben gegeven. Ik denk dat die een beetje te sterk zijn. Je slaapt waar je zit en je reageert nauwelijks op wat we zeggen.’
We? Wie zijn ‘we’?
‘Jolien is ook terug en mijn ouders ook.’
‘Ik weet het niet meer,’ stamelt ze.
‘Ik regel alles wel,’ belooft hij.
Ze kan misschien beter niet vragen wat er allemaal te regelen valt.
De mist in haar hoofd begint heel langzaam op te trekken. Ze kan zich nog niet goed concentreren en ligt het liefst op bed. Het is heerlijk als er iemand bij haar is. Ze laten haar nauwelijks alleen, dat registreert ze wel. Soms kruipt Jolien tegen haar aan, soms haar schoonmoeder. ’s Nachts houdt Charles haar stevig vast. Nu vertelt hij haar iets over een uitslag van een sectie. De doodsoorzaak had niets met de verwondingen te maken. Ze moet heel diep in haar geheugen graven om het bezoek van Mees naar boven te halen, maar het lukt.
‘Hij had gevochten, het ging om een vrouw. Een meisje. Carolien.’
‘Dat klopt,’ zegt Charles.
‘Het kwam niet door dat vechten, het kwam door die wesp.’
‘Dat begrijp je goed. Ben je het ermee eens dat we hem laten cremeren? Volgens Jolien heeft hij wel eens tegen haar gezegd dat hij absoluut niet begraven wilde worden.’
‘Dat is goed.’
‘Vanmiddag komt de uitvaartondernemer. Ik denk dat we de uitvaart voor dinsdag kunnen plannen. Dan hebben we nog voldoende tijd om kaarten te sturen.’ Charles pakt haar hand. ‘Waarom zit de deur van de zolder op slot?’
‘Ik maak hem wel weer open.’
Hij wil iets vragen, maar bedenkt zich blijkbaar. ‘Goed, hoor. Wil je niet eens even lekker in bad?’
‘Hoezo? Stink ik soms?’
Hij lacht. ‘Nee, je stinkt niet. Ik weet dat je het lekker vindt om in het warme water te liggen en nu het opeens zo fris is buiten, dacht ik dat je…’
‘Ik heb geen idee welke dag het is, welk type weer het is, wie allemaal hier in huis zijn. Ben ik hier eigenlijk wel?’
‘Het is vandaag vrijdag. Je moet echt stoppen met die pillen. Ik bel de huisarts en overleg wat het beste is.’
‘Goed. En daarna doe je me in bad.’
Hij geeft haar een kus. ‘Daar is mijn eigen Assie weer.’
Haar schoonmoeder bakt eieren met ham en kaas. Het ruikt heerlijk.
‘Het is onfatsoenlijk dat ik hier zo zit te schransen,’ stelt Astrid vast. ‘Mijn zoon is dood. Ik hoor geen trek in eten te hebben.’
‘Het wordt tijd dat je eens iets in je maag krijgt, er is niets onfatsoenlijks aan. Je bent kilo’s afgevallen, kind. Wat is er hier toch allemaal gebeurd?’
Astrid schudt haar hoofd. ‘Later,’ zegt ze.
Ze is voor het eerst weer alleen in huis. Jolien is boodschappen gaan doen, ze heeft beloofd heel snel terug te komen. Astrid kan eindelijk naar de zolder. Gelukkig heeft niemand haar meer gevraagd waarom de deur daar op slot zit. Nu gaat ze hem openmaken en dat wil ze in haar eentje doen.
Als ze boven aan de trap staat, twijfelt ze toch. Misschien kan ze hier beter mee wachten tot Charles thuis is. Ze berispt zichzelf. Charles heeft al genoeg aan zijn hoofd, laat ze nu weer eens iets zelfstandig doen. Ze steekt de sleutel in het slot en draait hem om. Langzaam opent ze de deur.