46
‘Sorry dat ik laat ben,’ verontschuldigt Sietske zich direct als Astrid haar binnenlaat. ‘Ik wilde nog even de krant lezen en ik vergat de tijd door de reacties op dat artikel over ouders die hun kinderen niet goed opvoeden. Heb je het vorige week gelezen? Het was geschreven door een of andere professor, die zelf geen kinderen had. De beste stuurlui… Nou, de reacties waren stevig, hoor. Er zat een brief tussen van een vrouw die geen spaan heel liet van dat artikel. Zó! Een echte scheldkarbonade!’ Ze loopt direct door naar de bijkeuken en pakt de stofzuiger. ‘Boven beginnen? Is de hele familie al weg?’
‘Jolien slaapt nog. Ze werkt momenteel niet. Ze is… er is iets gebeurd, ik vertel het wel bij de koffie. Begin vandaag maar beneden, dan kan ze nog even doorslapen.’
Astrid voelt zich rot. Ze heeft hoofdpijn en is moe. Haar ogen branden. Ze verlangt naar haar bed, wil diep onder het dekbed kruipen en de wereld buitensluiten.
Charles stelde kritische vragen. Hij keek eerst naar Bjorn, die zwijgend aan de keukentafel een boterham zat te eten, en daarna naar haar. Ze bleef bij het aanrecht staan. Ze kon niet tegenover haar zoon zitten, ze wilde niet naar hem kijken. ‘Wat is er met jullie aan de hand?’ wilde Charles weten. ‘Er hangt hier een sfeer om ongerust over te worden.’
‘Er is niets aan de hand,’ zei Astrid. Ze probeerde hem met haar ogen duidelijk te maken dat hij geen vragen meer moest stellen.
‘Wel eens gehoord van een gasbel die het hele huis zou kunnen opblazen?’ ging hij gewoon verder. ‘Zo voelt het hier. Even afwachten wie het vuur levert en de hele boel ontploft. Probeer mij niet wijs te maken dat er niets aan de hand is. Jij,’ wees hij op Astrid, ‘was al vroeg uit bed. En ik hoorde Bjorn al fluiten voordat de wekker was gegaan. Dus wat hebben jullie uitgespookt?’
‘We hebben een goed gesprek gehad,’ antwoordde Bjorn. ‘Maar we verschillen een beetje van mening. Zo is het toch, mama?’
Toen is ze de keuken uit gelopen en naar boven gegaan. Tien minuten later kwam Charles haar gedag zeggen. ‘Ik geloof dat hij weer een van zijn treiterbuien heeft,’ zei hij. ‘Je moet je daar niet zo veel van aantrekken.’
Het is een goed advies en ze zou het moeten opvolgen. Zich nergens iets van aantrekken, niet uitgebreid stilstaan bij wat haar zoon allemaal uitkraamt en zeker niet gaan nadenken over wat hij gedaan zou kunnen hebben. Waarom zou ze het willen weten? Weten verschaft moeilijkheden, zou consequenties kunnen hebben. Weten maakt verantwoordelijk.
Ze wil niets weten.
Ze schrikt als iemand haar aanraakt.
‘Slecht geweten?’ grijnst Jolien. Haar gezicht vertrekt meteen. ‘Au. Lachen doet nog steeds pijn. Is het al tijd voor koffie?’
Ze zitten aan de eettafel en Sietske luistert naar het verhaal dat Jolien vertelt. ‘Begrijp ik het goed? Is die ex van je tandarts? Je zou toch een andere houding verwachten van een interlectueel.’
Jolien verslikt zich in haar koffie en barst uit in een benauwde hoestbui. Ze haalt piepend adem, gaat staan en spreidt haar armen.
‘Zei ik iets niet goed?’ wil Sietske weten.
Jolien hikt.
Sietske staat op en brengt haar kopje naar de keuken. ‘Ik ga boven verder,’ meldt ze kortaf.
Astrid weet niet wat ze moet doen.
Jolien heeft haar stem nog niet helemaal terug, maar het lukt haar wel om haar moeder duidelijk te maken dat ze tegen Sietske wil zeggen dat het niet haar bedoeling was om de vrouw uit te lachen. ‘Interlectueel,’ hijgt ze. ‘Hoe komt ze erop?’
Astrid loopt naar boven en treft Sietske aan in de badkamer. Met een verbeten gezicht schrobt de vrouw de toiletpot. ‘Het was niet haar bedoeling om je uit te lachen,’ zegt ze.
Sietske komt overeind. ‘Ik heb alleen lagere school, ik kan nauwelijks lezen en schrijven. Sommige mensen hebben nu eenmaal niet veel hersens en daar kunnen ze niets aan doen. Ik werk met mijn handen en dat doe ik goed. Als ik woorden verkeerd uitspreek, zeg het dan gewoon tegen me. Daar kan ik iets van leren.’
‘Je zei interlectueel en het is intellectueel,’ gehoorzaamt Astrid. ‘En toen je vanmorgen kwam, had je het over een scheldkarbonade. Een karbonade is een stuk vlees. Het moet zijn: scheldkanonnade.’
‘O. Intellectueel en scheldkanonnade. Dat probeer ik te onthouden.’
‘Heb je nooit…’ Astrid aarzelt. ‘Heb je nooit geprobeerd om les te nemen? Er zijn cursussen voor mensen die een taalachterstand hebben. Had je nooit…’
‘Ik had wel meer willen leren, maar ik trof een vent met losse handjes die te lui was om overeind te komen. Ik heb me jarenlang een bult gewerkt om mijn kinderen te eten kunnen geven. Cursus? Ik was blij dat ik het leven had.’
‘Dat spijt me voor je. Ik zal het eerlijk tegen je zeggen als je een taalfout maakt. Goed?’
Sietske knikt. Ze draait zich om en schrobt verder.
Deze dag mag snel voorbijgaan. Astrid heeft het gevoel dat niets zal lukken, alles verkeerd zal uitpakken en iedereen tegen haar is.
Jolien zit achter de computer om uit te zoeken wanneer ze kan vliegen en wat het kost. Ze heeft al een lang telefoongesprek gevoerd met haar werkgever en afgesproken dat ze twee weken ziekteverlof zal nemen en twee weken vakantie met een mogelijke uitloop naar vier weken. Daarna heeft ze Astrid nog even verrast met de mededeling dat ze erover nadenkt om zich in te schrijven voor de studie tandheelkunde. Astrid vindt haar dochter minder vermoeiend als ze aan de lopende band vragen stelt.
Ze zit doelloos voor zich uit te staren aan de keukentafel. De krant ligt voor haar. Er staat een interview in met Richard Dawkins, die de profeet van het ongeloof wordt genoemd. Ze zou het artikel goed willen lezen, maar de woorden weigeren tot haar door te dringen.
Later dan maar.
Haar oog valt op de datum die in de rechterbovenhoek van de krant staat. Ze slaat haar handen voor haar mond. Hoe is het mogelijk dat ze er vandaag nog geen moment aan heeft gedacht? Waarom heeft niemand er iets over gezegd? Zouden ze allemaal vergeten zijn welke dag het is?
Ze sluit haar ogen en probeert de tranen tegen te houden, maar ze rollen al over haar wangen. Er komt een wanhopig geluid uit haar keel. Het verlangen overmant haar, wurgt haar bijna, veroorzaakt een stekende pijn in haar borst. Dit gevoel was er ook toen ze het hoorde, toen de politie kwam vertellen dat er een ongeluk was gebeurd, toen het huis volstroomde met mensen en ze alleen het schreeuwen van haar eigen gedachten hoorde. Vandaag is het vijf jaar geleden dat ze haar kleine meisje voor het laatst levend zag. Al vijf jaar.
Pas vijf jaar.
Ze neemt het zichzelf kwalijk dat ze er niet eerder aan dacht.
Ze moet iets gaan doen, misschien is het goed om weg te gaan. Zomaar een eind rijden, aan Meike denken. Ze wil niet naar het graf, niet vandaag. Maar Sietske loopt hier nog rond en Jolien heeft misschien advies nodig bij het boeken van haar vlucht. Ze kan later gaan, vanmiddag. Desnoods vanavond. Op dit moment zou ze iets nuttigs moeten doen.
Haar oog valt op de keukenla. Toen ze daar een paar dagen geleden papieren zakdoekjes in zocht, stootte ze tegen iets hards aan. Ze staat op en opent de la.
Rommel. Veel te veel rommel. Opruimen zou geen overbodige luxe zijn. De plastic boterhamzakjes liggen overal verspreid. Ze schuift ze opzij en kijkt snel om zich heen. Er is niemand anders in de keuken. Sietske werkt nu in de woonkamer. Ze heeft de radio harder gezet.
De keuken is een eiland geworden dat zich van het huis heeft verwijderd. Een niemandsland. De keuken is opeens een vijandig gebied.
Ze wil verdwijnen. Voorgoed. Ze wil Meike zien, in plaats van wat er nu voor haar ligt.
Haar hand trekt zich terug op het moment dat ze het voorwerp bijna aanraakt. Haar vingers trillen. Niet alleen haar vingers. Ook haar benen, haar buik, haar hele lijf.
Ze hoort de zus van Gina praten over de gouden zegelring die Gina van hun opa had geërfd en die ze altijd droeg. De ring was verdwenen toen ze haar vonden. Later zei Charles dat de moordenaar hem kon hebben meegenomen als trofee.
Ze staart naar de ring die in de hoek van de la ligt.
Ze strompelt naar een stoel.