51
‘Woont Bjorn hier nog? Ik heb hem al drie dagen niet gezien.’ Jolien richt zich tot Charles. ‘Werkt hij nog in de garage?’
‘Voor zover ik weet wel, maar hij heeft een week vrij genomen. Waar hij uithangt? God mag het weten. Ik denk dat hij een vriendin heeft.’
‘Dat denk ik ook,’ zegt Astrid.
Jolien legt haar bestek neer. ‘Dat zou ik eens moeten proberen, zomaar een week wegblijven zonder iets van me te laten horen.’
Astrid ontploft. ‘Wat is dat voor rotopmerking? Heb je kritiek? Zeg het dan rechtstreeks en hou anders je mond.’
Er valt een diepe stilte in de kamer.
‘Nou zeg, je hoeft toch niet kwaad te worden? Vind jij het dan normaal dat je zoon zomaar verdwijnt en niemand weet waar hij uithangt? Maak je je daar helemaal niet druk om? Ben je niet eens bezorgd?’
‘Bjorn is oud en wijs genoeg om op zichzelf te kunnen passen,’ sust Charles.
Jolien schuift de stoel waar ze op zit naar achteren en staat op. ‘Ik ben blij dat ik hier een tijdje weg kan,’ snauwt ze.
Astrid zegt niets als haar dochter de kamer uit loopt.
‘Ik vind je ook wel erg snel aangebrand,’ moppert Charles.
Er hebben twee vrouwen een afspraak gemaakt om een bruidsjurk uit te zoeken. De eerste komt om halfzeven, de tweede om acht uur. Astrid maakt liever ’s avonds geen afspraken, maar beide aanstaande bruiden maakten een aardige indruk toen ze belden en ze voelde zich niet sterk genoeg om hun verzoek te weigeren. Ze vraagt zich af wanneer ze zich weer wat beter gaat voelen, ze niet meer het gevoel zal hebben dat de hele wereld tegen haar is en ze kan ophouden met zich verschuilen achter afwijzende antwoorden en lichtgeraaktheid. Ze kan het niet uitstaan dat ze zo zwak en kwetsbaar is.
Ze wil weten waar Bjorn uithangt.
Als ze de vuile borden in de afwasmachine zet, staat Charles opeens achter haar. Hij grijpt haar arm en duwt haar naar de stoel die het dichtstbij staat. ‘Vertel mij eens wat er aan de hand is. Je bent totaal jezelf niet. Het lijkt wel of je ergens bang voor bent. Komt het door Bjorn? Denk je dat er iets met hem aan de hand is?’
Ze haalt haar schouders op. ‘Ik ben het zicht op Bjorn momenteel kwijt. Toen hij vertrok zei hij duidelijk dat hij een paar dagen weg zou blijven. Had ik moeten vragen waar hij naartoe ging? Ja, waarschijnlijk wel. Maar ik heb het niet gedaan.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat ik geen eerlijk antwoord verwachtte.’
‘Hoezo dat? Was er iets gebeurd? Hadden jullie ruzie?’
‘We hadden ruzie gehad, maar het uitgepraat. Je kent Bjorn. Als hij iets niet wil zeggen…’
‘Dan heeft het geen nut om vragen te stellen. Ik weet het. Was het een ernstige ruzie?’
‘Nee, het gebruikelijke gekibbel. Ik denk dat hij er toch echt tegen opziet om zelfstandig te gaan wonen.’
‘En hoe komt dat, Astrid? Waarom ziet hij daar volgens jou tegen op?’
‘Omdat hij dan niet meer op ons kan terugvallen.’
‘Niet meer op jou kan terugvallen, bedoel je. En omdat hij weet dat hij zich niet meer kan verschuilen achter iemand die alles wat hij uitvreet met de mantel der liefde bedekt en alles sust. Omdat hij dan zelf de verantwoordelijkheid voor zijn daden moet nemen.’
‘Ik sus niet alles, Charles.’
‘Misschien niet alles. Maar wel veel.’
‘Het gaat niet goed met hem.’
‘Het gaat nooit goed met hem. Daarom is het zo belangrijk dat hij het zelf allemaal eens gaat uitzoeken. Maar misschien is hij dat momenteel wel aan het doen. Hij werd de afgelopen twee weken vaak gebeld in de garage. En Nol en ik mochten beslist niet horen wat hij zei. Nou, dan weet je wel genoeg.’
‘Ik hoop dat het om een meisje gaat.’
‘Nu er nog een beetje overtuigd van raken.’ Charles kust haar op haar mond.
Ze kruipt tegen hem aan. ‘Er komen vanavond twee klanten.’
‘Die gaan ook weer weg.’ Zijn armen trekken haar nog dichter naar zich toe. ‘Ik weet iets wat we daarna zouden kunnen doen.’
‘Jolien is ook thuis.’
‘Die gaat een keer naar bed. Maar misschien heb ik het alleen over een potje scrabbelen.’
Ze lacht.
‘Je zou meer moeten lachen,’ stelt hij vast.