9
Charles slaat zijn armen om haar heen en trekt haar dicht tegen zich aan. ‘Sorry dat ik wegliep gisteravond. Het werd me even te veel.’
Astrid laat zich vasthouden. Ze zou zo uren kunnen blijven staan. ‘We maken te veel ruzie en we praten het niet goed genoeg uit.’
Nu omklemt hij haar echt. ‘Klopt, en dat gaan we vanaf vandaag anders doen. Afgesproken?’ Hij laat haar los en kust haar.
‘Afgesproken. Ik moet je iets vertellen. Niet boos worden.’
Hij glimlacht.
‘Bjorn is al weg, hij had een tamelijk dwarse bui. Alweer. Het lijkt wel of hij steeds vaker slecht gestemd is. Hij meldde dat hij vandaag een vrije dag nam. Ik heb nog geprobeerd om hem…’
‘Wel godverd… ach, laat ook maar. Misschien kan hij vandaag beter niet in mijn buurt zijn, deze dag komt ook wel weer om. We hebben het razend druk en dat weet hij. Wat is het toch een snertgozer. Dat doet hij vooral als we hem juist niet kunnen missen.’
‘Wat bedoel je? Gebeurt dit vaker?’
‘Jazeker. Meneer kan het zomaar op zijn heupen krijgen.’
‘Dat heb je me nooit verteld.’
‘Waarom zou ik? Jij hebt genoeg aan je hoofd. Ik spreek hem er later wel op aan.’
‘Ik heb tegen hem gezegd dat het volgens mij tijd wordt dat hij zich laat inschrijven bij een woningstichting.’
‘Zó!’
‘Het viel niet goed.’
Charles trekt haar weer naar zich toe. ‘Toch gaan we dat plan doorzetten. Hij heeft nu lang genoeg gebruikgemaakt van onze gastvrijheid.’ Hij lacht, maar houdt daar direct mee op als hij de uitdrukking op haar gezicht ziet. ‘Grapje wordt niet gewaardeerd, zie ik. Laat ik het dan minder luchtig benaderen. Het wordt echt hoog tijd dat hij zelfstandig gaat wonen, As. Hij is nota bene achtentwintig! Het is toch volslagen idioot dat hij nog thuis woont?’
‘We hebben het over Bjorn, niet over een doorsnee jongeman. Dat weet jij ook…’
Er is iets gaande boven hun hoofd. Het lijkt of er iemand om hulp roept. Astrid vliegt naar de deur en rent naar boven.
‘Laat mij even kijken wat er aan de hand is,’ hoort ze Charles achter zich zeggen. Maar ze is al bij de deur van de kamer van Jolien.
Hun dochter zit op de rand van haar bed en houdt iets in haar handen geklemd. ‘Dit lag tussen mijn sokken,’ stamelt ze.
‘Dat is toch een jurkje van Meike?’ vraagt Charles.
Ze zitten weer in de keuken en Astrid probeert uit te leggen wat er is gebeurd. Ze hoort zichzelf praten en vraagt zich af waar ze de verklaring vandaan haalt. Misschien is het voor die twee logisch dat Astrid soms een jurkje van Meike uit haar kast pakt en daar een tijdje mee rondloopt. Misschien geloven ze echt dat het dan kan gebeuren dat ze zo in de war is dat het jurkje tussen de sokken van Jolien terechtkomt, als ze die weer in haar la legt nadat ze ze gewassen heeft. Misschien hebben ze allang besloten te accepteren dat Astrid tegenwoordig vreemde dingen doet.
‘Ik hang het straks wel terug in de kast van Meike,’ zegt ze. Haar stem trilt. Ze wil niet huilen. Toch zou ze het willen uitschreeuwen.
‘Is Gina er nog niet?’ vraagt Charles.
Astrid is hem dankbaar dat hij het gesprek een andere wending probeert te geven. Ze kijkt op haar horloge. Het is bijna acht uur. Haar hulp is meestal al om tien voor acht aanwezig. ‘Ze is laat. Ik hoop niet dat ze ziek is.’
‘De telefoon gaat,’ zegt Jolien. ‘Zal ik even opnemen?’
Even later komt ze de keuken weer in, met het toestel in haar hand. ‘Gina. Ik geloof dat het niet goed met haar gaat.’
Astrid meldt zich en hoort de bibberende stem van haar hulp, die zich verontschuldigt voor het ongemak. Ze kan vandaag niet komen, maar ze wil het eventueel morgen wel proberen. ‘Bel me vanavond nog even,’ stelt Astrid voor.
‘Ziek?’ informeert Charles als ze het gesprek heeft beëindigd.
‘Volgens mij niet lichamelijk.’
Ze hoopt dat Charles en Jolien snel weggaan. Het komt haar eigenlijk heel goed uit dat Gina vandaag niet kan komen schoonmaken. Ze wil alleen in huis zijn, samen met het roze jurkje. Ze wil niemand in de buurt hebben als ze het terughangt in de kast van Meike. En ze wil vooral niet dat iemand in de gaten krijgt hoe erg ze van slag is door deze vondst.
Bjorn moet het jurkje gisteravond in de sokkenla van Jolien hebben gelegd. Hij kwam dronken thuis en heeft zich niet in de woonkamer vertoond. Astrid probeert zich te herinneren wat ze heeft gehoord toen hij eenmaal boven was. Er waren voetstappen op de overloop en er gebeurde het een en ander in de badkamer. Ze heeft er bewust niet naar willen luisteren en daar heeft ze nu spijt van.
Ze streelt met haar vingertoppen over de stof van het jurkje. Haar ogen dwalen door de kamer. Alles staat nog op dezelfde plaats, het dekbed is uitnodigend teruggeslagen. Ieder voorwerp in deze ruimte ademt nog een klein meisje uit en verwijst naar haar. Astrid drukt het jurkje tegen haar lippen. Ze probeert te bedenken wat Bjorn kan hebben bewogen om ermee te gaan rondlopen, waarom hij het eerst in zijn eigen kamer wilde hebben en daarna in de la van Jolien dropte. Heeft hij met die daad zijn zus op stang willen jagen? Of raakte hij in paniek en wist hij geen andere manier te verzinnen om ervan af te komen? Was hij bang dat zijn moeder hem zou betrappen als hij in Meikes kamer was? Geen enkele redenering klopt, er is geen acceptabele verklaring voor te vinden. Ze ziet iets over het hoofd. Maar wat?
Ooit zullen ze deze kamer moeten ontruimen. Misschien als Jolien kinderen krijgt. Als er een kleindochter wordt geboren zouden de poppen, de teddybeer, de jurkjes en alle roze spulletjes een bestemming kunnen krijgen. De gedachte doet pijn.
Het is nog lang niet zover. Misschien hoeft ze dit niet mee te maken. Dat idee is goed, maar ook beangstigend. Ze schrikt ervan en vraagt zich af of ze werkelijk zou willen sterven. Of ze echt naar de dood verlangt. Dat deed ze beslist het eerste jaar na het ongeluk. Ze doolde rond en dacht aan niets anders dan doodgaan. Ze wilde haar kind volgen en sloot zich op in die wanhopige gedachte. Maar het gevoel ebde weg, het lukte haar niet om het vast te houden. Ze kon haar andere kinderen niet in de steek laten. Het leven herstelde zich, de ruzies tussen Charles en Bjorn keerden terug en aan haar rol als bemiddelaar was niet te ontkomen. Ze heeft zich laten weerhouden door haar irritante neiging om vrede te stichten.
Ze kan het nog steeds doen. Ze kan nog steeds de deur uit lopen, in de auto stappen, naar de plek rijden waar de treinen hard rijden en daar op de rails gaan liggen. Het gebeurt regelmatig, ze zal geen uitzondering zijn. Ze kan ook naar de zee gaan en zich laten meevoeren door de golven.
Het kan nog steeds.
Ze staat op en opent de kast van Meike. Links hangen de zeven roze jurkjes. Rechts de roze broeken en de roze t-shirts. Er zijn ook rode kledingstukken en er is een wit vest. Er was heel wat overredingskracht voor nodig om haar dat aan te laten trekken. Er is een roze balletpakje en een paar roze balletschoenen. Er is een roze feeënjurk, met een satijnen lijfje en een tulen rok. Soms wilde Meike die jurk naar school aan en stampvoette ze van drift als dat niet doorging.
Jolien had toen ze een jaar of vijf was ook een roze periode, maar was niet zo fanatiek als Meike. Hoe lang zou de roze tijd geduurd hebben als haar jongste was blijven leven? ‘Ik wil later een roze trouwjurk,’ zei ze drie dagen voor het ongeluk. Astrid kreeg een paar maanden geleden een roze trouwjurk aangeboden, maar die heeft ze geweigerd.
Ze speurt met haar ogen de rij jurkjes aan de linkerkant af en zoekt een leeg hangertje. Dat is er niet.
Ze telt de rij.
Zeven roze jurkjes.
Ze kijkt naar het exemplaar dat ze in haar handen heeft en telt de rij nog een keer. Het zijn er echt zeven.
Heel langzaam dringt tot haar door dat het kledingstuk dat ze vasthoudt niet van Meike is.