63
Ze is al drie keer naar boven gelopen, maar iedere keer weer de trap afgerend. Nu staat ze voor de vierde keer voor de deur van Bjorns kamer. Ze voelt voorzichtig aan de klink. Hij is niet op slot.
De witte sokjes en het slipje met het kanten randje zitten in de envelop. Ze wil ervan af. Hij gaat die dingen zelf maar verwijderen. Binnenkort moet hij zijn eigen huishouden regelen, daar hoort tenslotte ook opruimen bij. Zou ze zich dan eindelijk weer kunnen ontspannen?
Hij heeft de oude raamhorren weer bevestigd. Nu hij toch binnenkort vertrekt hoeft zij zich niet meer druk te maken om nieuwe. Met deze is volgens haar niets mis. Ze bekijkt het gaas en speurt naar eventuele gaatjes. Het gaas is ongeschonden. Toch wilde Bjorn nieuwe horren en zij heeft ze aan hem beloofd. Toegeven was weer eens eenvoudiger dan tegenspreken.
Ze legt de envelop op het bed en kijkt om zich heen. De bovenste lade van de ladekast staat een klein stukje open. Zou hij daar de zegelring in hebben opgeborgen? Of zou hij het ding ergens in het water hebben gegooid? Ze hoopt het.
Ze duwt de lade dicht.
Ze kijkt naar de prullenbak en grijnst als ze de lege wikkels ziet van Marsen, Bounty’s en Nutsen. ‘Het is een onverbeterlijke snoepkont,’ zegt ze tegen de kamer. Ze loopt naar de deur en staat dan plotseling stil. Heel langzaam draait ze zich om en ze laat haar ogen door de kamer dwalen. Haar hart klopt wild.
Opeens staat ze voor de kledingkast.
Nu weggaan, denkt ze. Nu gewoon naar beneden gaan en iets leuks bedenken. Patricia bellen, bijvoorbeeld. Je schoonzus zal niet weten wat haar overkomt. Het is de hoogste tijd om je weer eens sociaal te gaan gedragen.
Ze opent de deur van de kledingkast.
Rechts hangen de jeansbroeken, links de overhemden. Effen hemden, blauw en wit. Ze bekijkt ze een voor een, raakt ze aan. Geen twijfel mogelijk, alleen effen hemden, alleen blauw en wit. Ze klemt de vingers van haar rechterhand om die van de linker en probeert het trillen te bedwingen. De kleren hebben een sinistere uitstraling. Alles in deze kamer heeft iets sinisters. Of verbeeldt ze zich dit alleen? Geeft ze haar achterdocht te veel voorrang op haar gezonde verstand? Sinds wanneer zijn gewone kleren sinister? Wat heeft ze hier eigenlijk te zoeken?
Op de vloer van de kast staan schoenen. En laarzen. Ze bekijkt de zolen een voor een. Het zijn schone zolen, zonder modder.
Nu houdt ze op. Nog even en ze kruipt onder het bed, of gluurt tussen de lakens. Ze moet zich echt beter leren beheersen.
Achter de schoenen lijkt iets te liggen. Dieper in de kast, het is zwart. Ze bukt zich en steekt haar hand uit. Glad, plastic. Er komt een zwarte plastic vuilniszak tevoorschijn. Ze gaat weer op het bed zitten en opent de zak.
Het is goed dat ze zit.
De kleuren dansen voor haar ogen. Blauw en wit, wit en blauw. Zijn het strepen?
Het zijn ruiten.
Er zit een blauw-wit geruit overhemd in de zak.