44
Ik kon aan de blik in je ogen zien of je de waarheid wilde ontwijken.
Je keek vaak op die manier en ik haatte dat. Ik voelde me erdoor verraden en afgewezen. Buitengesloten. Je onderstreepte ermee dat ik niet thuishoorde in jouw wereld.
De vader van Charles zegt vaak dat de waarheid verdoezelen een kunst is en geen eenvoudige. Volgens hem moet je een ijzersterk geheugen bezitten om goed te kunnen fantaseren, omdat je wat je beweert dient te onthouden om te voorkomen dat je jezelf tegenspreekt en door de mand valt. Het gevolg is dat iedereen in de familie van Charles altijd gewoon zegt wat men denkt en je erop kunt rekenen dat je niet belazerd wordt. Ik heb daar erg aan moeten wennen. Het heeft lang geduurd voordat ik het aandurfde hen te vertrouwen. Ik verwachtte ieder moment verrast te worden door tegenstrijdigheden die de waarheid om zeep hielpen. Ik speurde naar de blik in hun ogen die hen zou verraden.
Mijn zoon heeft vaak dezelfde blik in zijn ogen als jij. Er is iets met hem waar ik me ongerust over maak. Waar ik bang voor ben.
Ik zou als moeder dit soort dingen niet moeten zeggen. Ik doe het ook nooit in het openbaar, zelfs niet tegen mijn eigen man. Onze zoon is wel een zorg die we delen, maar die we hooguit fragmentarisch benoemen. En ik ben altijd degene geweest die de opmerkingen afkapte, bagatelliseerde of verbood. Je hoort het goed: verbood. Er zijn grenzen aan wat ik kan verdragen aan kritiek op mijn eerste kind. Ik heb het altijd als een plicht beschouwd om hem te beschermen, zelfs als ik wist dat wat er op hem viel aan te merken klopte. Zelfs als ik het tegendeel niet kon bewijzen. Ik was altijd een niet te nemen vesting, totdat mijn schild vijf jaar geleden werd aangetast.
Ik werd gisteravond gevonden door Charles. Hij reed rond als een gek, doodsbang dat ik mezelf iets had aangedaan. Bjorn schijnt, toen hij thuiskwam zonder mij, beweerd te hebben dat die mogelijkheid bestond. Daarmee heeft hij Charles tot wanhoop gedreven.
Ik wilde alles vertellen, alles bespreken wat me dwarszat. Ik wilde mijn onrust delen en te horen krijgen dat ik me vergiste. Maar ik zei niets, behalve dat de molesterende actie van Louwrens me dieper had geraakt dan ik in de gaten had. Nog even en ik ga hardop zeggen dat ik hem dankbaar ben voor de gelegenheid die hij me bood om mijn man af te leiden van wat me werkelijk bezighoudt.
Ik spoor niet. Totaal niet.
Het is vijf uur in de ochtend en ik zit in mijn nachthemd op zolder mijn moeder toe te spreken terwijl ik weet dat ze me niet hoort en dat ze, als ze me zou kunnen horen, niet naar me zou luisteren. Ik besta niet meer voor jou. Jij om de een of andere duistere reden wel voor mij.
Ik spoor echt niet.
Luister! Bekommer je om mij, ik ben nog altijd je kind. Ik heb recht op je aandacht, ik verlang niets wat onmogelijk is. Mijn knieën trillen, mijn rug trekt krom, mijn hartslag is op hol geslagen. Ik denk het ene moment dat ik gek ga worden en het volgende moment dat ik als enige begrijp wat er gebeurt. Er komen achtentwintig jaren voorbij en ze dringen zich aan me op. Ik zie een baby die maandenlang huilt, tot hij er plotseling mee stopt. Ik zie een impulsieve peuter, die moeilijk te corrigeren valt. Ik zie een kleuter die voortdurend op zoek is naar prikkels en niets begrijpt van risico’s. Ik zie een ongevoelig kind dat graag pocht over zijn vaardigheden en zich onttrekt aan het gezinsleven. Ik zie een puber die geen enkele verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn eigen gedrag. Ik zie een adolescent met vwo-advies, die niet verder komt dan een opleiding voor automonteur. Ik zie een gemankeerde persoonlijkheid, die voor elke vorm van ongewenst gedrag een excuus heeft en mensen gemakkelijk voor zich inneemt met zijn charme. Ik zie een eenzame jonge man, die de weg zoekt in zijn leven en hulp nodig heeft.
Dit is mijn zoon, jouw kleinzoon. De man met de blik in zijn ogen waar ik niet tegen kan. De man die ik verdenk van…
Ik zeg het niet. Als ik het zeg, zou het iets over ons kunnen afroepen. Dat is een vorm van magisch denken, ik weet het.
Ik moet de angst die me steeds bekruipt niet toelaten. Ik moet helder denken en mezelf niet toestaan om spoken te zien. Ik moet met het slipje en de witte sok die iemand me stuurde hetzelfde doen als met het roze jurkje. Maar wat doe ik met de andere witte sok, die ik in de kamer van Bjorn vond? Wat doe ik met die repeterende vraag over de vrouw die werd vermoord in de snackbar? Wat doe ik met mijn onaangename gevoel over de anderhalve ton spaargeld die mijn zoon beweert te hebben?
Maar vooral: hoe beheers ik mezelf in het bedenken van wensen die te erg zijn om uit te spreken? Het lijkt of er iemand in me is gekropen die niets te maken heeft met wie ik ben. Een meedogenloze satan, een vernielzuchtige geest. Ik las onlangs iets over een voorspelling van het einde der wereld. Dat zou dit jaar werkelijkheid worden. Misschien is dat de oplossing. In één klap verdwijnen met z’n allen en nooit meer terugkomen. Die gedachte is minder erg dan wat ik allemaal bedenk.
Wat ik ook nog aan je zou willen vragen is het volgende. Ben jij toevallig degene die me al jaren begluurt? Zijn dat jouw ogen die ik op de meest onvoorspelbare momenten op me gericht voel? Ook al probeer ik mezelf ervan te overtuigen dat het gevoel niet klopt en neem ik me steeds opnieuw voor om beter te luisteren naar de mensen die het beste met me voorhebben en die tegen me zeggen dat het spookbeelden zijn, de ogen zijn er.
Ze zijn er nog steeds.
Dus, vertel eens… ben jij dat soms?