Hoofdstuk 68
‘Wakker worden, liefje. Goed zo. Kom eens wat omhoog. Je moet dit opdrinken.’
Het koele water gleed door haar keel. Jill besefte dat ze wakker was en voelde Gabriels arm om haar schouders. Ze probeerde grote slokken te nemen. Ze had dorst, zo’n enorme dorst, en ze verslikte zich. Hoestend opende ze haar ogen.
Gabriel zat naast haar. Toen ze zag dat hij iets te eten had meegebracht, merkte ze ineens dat ze uitgehongerd was. Ze stak een hand uit naar het dienblad, maar die pakte hij zachtjes beet en legde hem terug in haar schoot.
‘Nee, lieveling, laat mij maar.’ Hij pakte het bord, brak een stuk brood af en gaf het aan haar.
Hongerig zette ze haar tanden erin. ‘Gabriel, wat gebeurt er toch allemaal?’ mompelde ze met haar mond vol.
Hij keek haar alleen maar aan, stond op van het bed en pakte een vel papier. Zijn keel schrapend als een acteur op het toneel die zich opmaakte voor een gewichtige monoloog, begon hij hardop voor te lezen. ‘Te wapen, van Jill Gates.
Gedachten tollen en tuimelen
als dartelende leeuwen
door de omrollende golven.
Stil, bewegingloos
verloren in de peilloze diepte van mijn geest,
ongrijpbaar als strandlopers
jagend op spookkrabben
op de melkwitte poedervlakte.
Een zacht briesje voert onschuldige
glimlachjes aan en verblindende schitteringen
spoelen het tumult weg.
En ik lig
in de droomloze eeuwige slaap,
zwevend in mijn kooi.’
Hij eindigde met een zwierig gebaar, buigend naar zijn publiek.
Hem met grote ogen aanstarend, legde Jill het brood terug op het bord. Hij was volslagen krankzinnig. Ze zag het in zijn ogen. En hij zag er nog zieker uit dan de vorige keer, bleek en afgetobd. Vaag herinnerde ze zich een gerucht dat hij stopte op school omdat hij ziek was. Maar dat kon niet. Hij was een boek aan het schrijven. Hij zou het haar verteld hebben als er iets aan de hand was.
Ze probeerde bij de herinnering te komen, maar ze was zo daas van alle drugs dat het haar domweg niet lukte om die boven te halen. En nu las hij haar oude gedichten?
‘Wat, herinner je je deze schitterende ode niet? Je schreef hem voor mij. Voor míj. Toen ik dit las, wist ik het. Wist ik dat jij het was. Jij zou me nooit bedriegen, Jilly. Ik wist in mijn hart dat we voor altijd samen zouden blijven. “En ik lig in de droomloze eeuwige slaap, zwevend in mijn kooi.” Toen ik dit las, sprongen de tranen in mijn ogen. Ik wist dat ik je had gevonden, degene die me kon helpen om onsterfelijk te worden. Ik wist dat je een kind zou baren, een zoon, die eeuwig zal voortleven. Een zoon die sterk genoeg zal zijn om ons allemaal naar het hemelrijk te leiden, die ons zal zegenen en verlossen van de zonde.’
Jill kroop achteruit op het bed. Deze man was niet Gabriel. Dit was niet de geweldige, betoverende professor die ze zo onweerstaanbaar had gevonden. Deze man was knettergek. Ze had het gedicht niet voor hem geschreven; het was een taak van een andere leraar voor een ander vak. Ze kon zich niet eens herinneren dat ze het hem had laten lezen – hij moest in haar oude spullen hebben gesnuffeld. Maar hoe… o, natuurlijk. Ze wist nog dat ze hem had gevraagd of ze een paar dozen met oude schoolspullen op zijn zolder mocht opslaan, maanden geleden, na het begin van hun verhouding.
‘O god, wat heb ik gedaan?’ kermde ze hardop. Het had zo simpel geleken, zo leuk. Een oudere professor, zo intelligent en sexy. Vanaf hun allereerste ontmoeting had hij zoveel belangstelling voor haar getoond, altijd benieuwd naar haar ideeën en meningen. Opmerkingen die ze maakte tegen jongens van haar eigen leeftijd, werden vaak beantwoord met wezenloze blikken of hoongelach. Die hadden geen trek om over filosofie en religie te bomen. Die wilden haar alleen maar uit de kleren krijgen.
Gabriel daarentegen, o, die was zo anders. Hij moedigde haar malle vragen aan, gaf haar het gevoel dat ze reuze intelligent was. Van meet af aan had hij haar als zijn gelijke behandeld, haar gestimuleerd over het leven na te denken op manieren die ze nooit voor mogelijk had gehouden. En toen ze uiteindelijk hun intellectuele relatie bekroonden met een vrijpartij, had voor haar nog nooit iets zo goed gevoeld, zo juist. Niet dat ze ook maar een moment dacht dat zij de enige vrouw was met wie hij naar bed ging, maar dat maakte haar niets uit. Hij deelde zijn leven met haar. En toen ze zwanger werd, kon hij zijn geluk niet op, beloofde altijd voor haar en de baby te zorgen. Nee, dit verwilderd kijkende schepsel dat voor haar stond, was niet de man die ze gekend had. De man die ze kende.
Paniekerig keek ze om zich heen, op zoek naar een uitweg uit de kamer waarin hij haar gevangen hield. De deur stond open, ze dook erop af. Maar hij was sneller en gooide haar terug op het bed.
‘Nee, nee, nee, dat gaat zo niet. Je moet hier bij mij blijven, liefje. Ik moet voor jou en onze zoon zorgen. Ik heb alles in gang gezet en gedaan wat ik kon om het pad voor hem te effenen.’
Ze bleef tegenspartelen, en hij schreeuwde: ‘Je moet naar me luisteren. Luister!’
‘Nee. Laat me hieruit, Gabriel. Laat me er nu uit of ik zweer dat ik je vermoord.’
Bij haar venijnige dreigement begon hij te lachen. Hij ging op zijn knieën op haar borst zitten, legde haar armen boven haar hoofd en maakte ze vast met handboeien. Over haar lichaam gleed hij naar beneden tot hij van het bed af was, waarna hij haar schoppende benen beetpakte en vastbond aan het voeteneinde van het antieke ledikant.
‘Jilly. Mijn prachtige, lieve meisje, snap je het dan niet? Je kunt niet aan mij ontsnappen. Je kunt niet aan ons levenslot ontsnappen. Je werd op mijn pad gebracht om een zoon voor me te baren. Je bent in verwachting van de Messias.’
‘Laat me gaan, Gabriel. Maak die boeien los!’
Gabriel glimlachte slechts sereen en pakte haar arm. Ze voelde het prikken van de naald en werd draaierig. Na een aai over haar hoofd liep hij de deur uit.
‘Moge God je vervloeken, Gabriel!’
In een oogwenk was hij terug bij het bed en sloeg haar in het gezicht, zo hard dat ze bloed in haar mond proefde. Hij sprak op zachte, vriendelijke toon. ‘Zeg dat nooit weer, Jilly. God zal me niet vervloeken. Hij zal me met open armen verwelkomen in de hemel, dankbaar dat ik de wereld Zijn Zoon heb teruggegeven. Ik zal beloond worden, Jill, niet vervloekt. Ik word Zijn rechtschapen engel en ik zal aan Zijn zijde meekijken hoe Zijn Zoon, onze zoon, de wereld redt. Begrijp je dat dan niet?’ Hij verliet de kamer en draaide de deur op slot, zonder acht te slaan op haar gegil.
Op de achtergrond hoorde ze de telefoon overgaan, maar voordat ze de fut kon opbrengen om het uit te schreeuwen, werd het zwart voor haar ogen en viel ze terug in de kussens.