Hoofdstuk 15
Hij stond vanuit de schaduw toe te kijken, voelde de wind aantrekken, rook het hemels vuur. Het was tijd. Hij sprak de woorden zachtjes uit, de handen geheven.
‘ “En na dezen zag ik vier engelen staan op de vier hoeken der aarde, houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde, noch op de zee, noch tegen enigen boom.”’
Zijn stem werd luider, opgezweept door de extase van het moment. ‘Maar ik ben de vijfde engel. En ik verzoek mijn broeders om de winden der gramschap over ons te laten razen. Verjaag de zonden van onze mensheid, neem degenen die mijn liefde niet verdienen. Vernietig de ongelovigen, laat degenen die mijn goddelijkheid waard zijn, aangeraakt worden door mijn visioen.’
Bij wijze van antwoord ging het harder waaien, en hij wist dat hij de zegen had.