Hoofdstuk 27
‘Garrett, ik ben eruit gestapt. Deze lui in Nashville hebben mij niet nodig – ze kunnen het zelf wel af. Alsjeblieft… bel me niet meer.’
Baldwin verbrak de verbinding met de voicemail van zijn voormalige baas. Hij gooide de telefoon naar de bank, waar hij vanaf stuiterde. Het mobieltje belandde op zijn kop op de grond. Het afgelopen uur had hij woedend door zijn huis geijsbeerd. Hij was even nijdig op zichzelf als op het hele team Moordzaken. Hij wist dat Fitz hem had zitten voeren, om te kijken of ze hem serieus konden nemen. En hij had overduidelijk aangetoond dat dat niet het geval was. Hij was zo mogelijk nóg woester op zichzelf dat het hem überhaupt iets kon bommen.
Hij pakte nog een biertje en begon er met grote teugen van te drinken. Sloeg het in hoog tempo achterover. Een recordtijd, zelfs voor hem, de inmiddels doorgewinterde zuipschuit. Hij staarde naar het flesje, alsof hij het weer vol kon kijken zodat hij erin kon verdrinken. Het bleef leeg. Hij smeet het de kamer door, voldaan toen het tegen de muur uiteenspatte.
Daarna voelde hij de vertrouwde kalmte over zich komen. Hij gaf zich eraan over. Dit was geen dronkenschap; het was het eindpunt. Hij had het eerder gevoeld en wist wat hem te doen stond.
Hij ging naar de slaapkamer. Zijn wapen lag op het nachtkastje, precies waar hij het achtergelaten had. Hij pakte het op, streelde het staal. Door het in zijn hand te houden voelde hij zich beter, kalmer. Dit besluit had hij eerder genomen, toen hij met het spelletje begon. Hij had het lot altijd een beetje ruimte gelaten voor toeval. Nu handelde hij puur uit roekeloze bravoure. Hij zou zich door niets of niemand meer van zijn voornemen laten afbrengen.
Vastberaden liep hij terug naar de woonkamer. Daar ruimde hij een beetje op, maar de glasscherven liet hij liggen. Ernaar kijken gaf hem rust; de wetenschap dat hij zo direct misschien verspreid over de muur erboven zou druipen, gaf hem troost.
Hij ging in zijn favoriete stoel zitten en liet er geen gras over groeien. Vanavond zou het anders lopen, dat voelde hij gewoon. Hij controleerde of de kogel in het magazijn zat, leunde achterover en gaf de cilinder een agressieve draai.
Zette het wapen tegen zijn hoofd.
Haalde de trekker over precies op het moment dat er iemand op zijn deur bonkte. Van het geluid schrok hij zo, dat het wapen een slingerbeweging maakte. Een kogel schoot op topsnelheid uit de vijf centimeter lange loop van de Smith & Wesson – en schampte zijn wang. Hij hoorde geschreeuw en meende de stem te herkennen. Jezus, was dat Taylor Jackson? Wat deed die hier in godsnaam?
Zijn deur knalde open. Met getrokken wapen stormde de inspecteur Moordzaken de kamer in, wild om zich heen kijkend.
Instinctief richtte Baldwin op haar. Een volkomen zinloze actie, want de enige Winchester .38 kogel die zich de afgelopen weken in zijn wapen had bevonden, zat nu in de muur van zijn woonkamer. Ze keken elkaar aan, wapens recht gericht tussen de ogen van de ander.
Taylor zwichtte als eerste. Langzaam stopte ze haar wapen in het holster, zonder haar blik ook maar een seconde van Baldwins gezicht af te laten dwalen.
‘Waarom leg je dat wapen niet neer, Baldwin?’ zei ze zacht. ‘Ik ben hier niet om je neer te schieten. Of om zelf neergeschoten te worden. Kom op, leg het weg. Jezus, je bloedt.’ Ze liep op hem af, op haar hoede voor het nog steeds op haar hoofd gerichte wapen.
Baldwin begon te lachen. Even wist Taylor niet hoe ze het had, daarna glimlachte ze weifelend. Hij liet het wapen zakken, waarop ze het vliegensvlug uit zijn hand griste en de keuken in gooide. Inmiddels lag hij dubbel, hysterisch lachend.
‘Baldwin, ik denk dat je naar het ziekenhuis moet. Je bloedt heel erg.’
Nog steeds proestend, hikte hij: ‘Nee, Taylor. Geen ziekenhuis. Wat doe jij hier in godsvredesnaam?’ Hij begon al te kalmeren, maar hield zijn armen om zijn maag alsof hij elk moment weer kon uitbarsten.
‘Ik wilde je mening over iets vragen. En ik wilde mijn excuses aanbieden. We deden vervelend tegen je vandaag, en dat spijt me.’ Ze liet haar blik door de kamer dwalen, over de rommel, het kapotte flesje, de telefoon op de vloer. Haar ogen bleven rusten op zijn gezicht. ‘Echt, Baldwin, je bloedt. Laat mij je er dan mee helpen.’
‘Hou erover op.’ Zijn stem was scherp; Taylor bleef stokstijf staan. Hij beende naar de keuken, draaide zich toen weer om en plofte onbeholpen op de bank.
Ze kon de uitputting als een donkere schaduw over zijn gezicht zien liggen. Ze waagde een stap, en nog een, ging toen stilletjes in de stoel zitten, haar blik op de open haard gericht terwijl hij tot zichzelf kwam. Verdomme, ze was maar net op tijd geweest. Of misschien was ze helemaal niet op tijd geweest; een kort babbeltje zou de man vast niet van gedachten doen veranderen. Ze besloot het toch maar te proberen.
‘Wil je me vertellen waarom ik je door het raam zag met een wapen tegen je hoofd?’
Glimlachend schudde Baldwin zijn hoofd. ‘Het lijkt of ik maar niet kan winnen. Ik ben al een poos met dit projectje bezig en ik word telkens weer gestoord.’ Hij leunde achterover, bedekte zijn ogen met zijn over elkaar geslagen armen. ‘Elke keer dat ik er helemaal klaar voor ben, gaat die klotetelefoon, of klopt er iemand aan. Echt hoor, Taylor, het was beter geweest als je vijf minuten later was gekomen. Dan had je aangenomen dat ik niet thuis was. En aangezien het schot dit keer afging, zou ik van deze hel zijn verlost.’
Dít keer. O jee. Ze wist dat ze veel te stellen zou hebben met Baldwin, had zich alleen niet gerealiseerd dat ze hem uit de klauwen van Cerberus moest sleuren. Tot haar schrik zag ze tranen over zijn gezicht biggelen.
‘Eigenlijk ben ik best blij dat ik niet vijf minuten later was. Het zou een enorme smeerboel zijn geweest om je op te ruimen.’ Haar toon was luchtig, wat beslist niet gold voor de blik in haar ogen.
‘Nou, bedankt dan.’ Hij gaf haar de eerste echte glimlach sinds ze hem die ochtend had ontmoet.
Hemel, het was pas een dag, maar het leek alsof ze hem al een eeuwigheid kende. Ze blies haar adem uit, zich er ineens van bewust dat ze die had ingehouden. Voorzichtig glimlachte ze terug. ‘Zonder gekheid, laat me je gezicht een beetje schoonmaken.’
Hij haalde een grote hand over zijn gezicht, duidelijk gegeneerd. ‘Nee, laat maar zitten. Niks aan de hand. Ik wil weten wat je hier echt komt doen.’
Hij staarde haar zo doordringend aan dat ze een huivering over haar rug voelde gaan. ‘Eerlijk gezegd kreeg Sam tijdens het etentje nieuws binnen, waarvan ik dacht dat het je wel zou interesseren. Er zijn wat resultaten binnengekomen van de tests op Shelby Kincaid en Jordan Blake.’
Hij keek haar aan alsof hij er zo zijn twijfels over had. ‘En hoezo denk je dat ik daarin geïnteresseerd zou zijn? Ik ben er vanavond mee gekapt, weet je nog?’
‘Je kunt niet kappen met iets waaraan je niet eens begonnen bent.’ Ze was zelf verbaasd over hoe bitter ze klonk. Het was niet echt de toon die je aansloeg tegen iemand die even daarvoor op het punt had gestaan zich van kant te maken. ‘Ik bedoel…’
Zijn gezicht kreeg een harde uitdrukking. ‘Ik weet wat je bedoelt, Taylor. Je hebt gelijk. Ik wilde daar niet zijn, ik wilde niet aan deze zaak werken en ik ben absoluut niet van plan om er nu aan te beginnen. Dus hoepel maar op met je goede bedoelingen.’ Ineens stond hij op en beende naar de slaapkamer.
Taylor aarzelde geen moment, rende met bonkend hart achter hem aan. Als hij daar een tweede wapen had en met alle geweld zijn plan wilde uitvoeren…
Baldwin was echter alleen maar naar de badkamer gegaan, waar hij het medicijnkastje opende. Ze slaakte een zucht van verlichting. Mooi zo. Als hij zijn wond ging verzorgen, zou hij niet tegelijkertijd proberen zich een kogel door het hoofd te jagen.
‘Baldwin, ik –’
‘Ik zei dat je op moest krassen,’ zei hij, zonder zich af te wenden van de spiegel. Voorzichtig bette hij zijn wang met alcohol. ‘Shit,’ siste hij.
‘Kom op, man, laat mij dat nou maar doen.’ Taylor wurmde zich langs hem heen en griste de watten uit zijn hand voordat hij kon protesteren. Toen hij tegen de wastafel leunde, voelde ze dat alle vechtlust uit hem verdween. Hij stribbelde niet tegen toen ze na het reinigen van de wond een pleister tevoorschijn haalde en die er voorzichtig overheen plakte. Zonder erbij na te denken hief ze haar gezicht en drukte er spontaan een kus op.
Als door een wesp gestoken greep Baldwin haar polsen. ‘Waarom doe je dat?’
Ze stond met haar mond vol tanden. Ze mompelde iets en stapte achteruit. Hij liet haar los.
Hij draaide zich om en tuurde in de spiegel. Hoofdschuddend knipte hij het licht uit, waarna hij achter haar aan liep. Hij kon haar in de keuken horen rommelen met ijs. Hij ging op de bank zitten en zei niets.
Even later kwam ze de keuken uit met een geïmproviseerd ijskompres. Schouderophalend overhandigde ze het hem. Hij nam het aan en drukte het licht tegen zijn gezicht. De wond begon te kloppen. Ze stond met over elkaar geslagen armen naar hem te kijken alsof hij een tikkende tijdbom was die elk moment kon afgaan. Hij keek naar haar op en glimlachte zwakjes.
‘Er ligt Advil in het kastje naast de koelkast. Kun je er vier voor me pakken?’
Taylor knikte. Ze moest aan die blik ontsnappen. Dus nam ze ruim de tijd om de pillen te zoeken. Ze had geen flauw idee waar ze mee bezig was, maar zolang het hem het wapen uit handen hield, ging ze ermee door. Ze zag de revolver onder de keukentafel liggen. Geluidloos pakte ze hem op, controleerde het magazijn, dat leeg bleek te zijn, en stopte hem achter de tailleband van haar jeans.
Baldwin had zijn ogen dicht toen ze terugkwam in de kamer. Ze dacht dat hij in slaap was gevallen en schrok toen zijn diepe stem zachtjes mompelde: ‘Dank je wel.’
‘Geen probleem.’ Ze kreeg het idee dat hij haar bedankte voor meer dan de pijnstillers. Die gaf ze aan hem, waarna ze wegliep en tegen de schouw geleund ging staan.
‘Je begrijpt het toch niet,’ zei hij. ‘Je hebt nog nooit in zo’n situatie gezeten. Een situatie zonder hoop.’
‘Jawel.’
Baldwin sperde zijn ogen wijd open; hij zag haar staren naar de marmeren plaat aan de voet van de open haard. Het verdriet droop van haar af. Hij wilde ernaar vragen, bedacht zich toen. Hij praatte liever niet over zijn demonen, dus hij kon zich niet voorstellen dat zij dat wel wilde. Verbaasd hoorde hij dan ook aan hoe ze de onuitgesproken vraag beantwoordde.
‘Een paar maanden geleden heb ik een collega-rechercheur neergeschoten. Doodgeschoten. Laten we het daar voorlopig bij houden, oké? Dus ja, ik heb het wel meegemaakt. Het is geen prettige situatie. Maar goed, ik denk niet dat je er momenteel iets aan hebt om over míjn problemen te praten.’
Baldwins nieuwsgierigheid was gewekt, maar hij drong niet verder aan. Van nature was hij geneigd om terug te vallen op zijn training en te proberen haar uit haar tent te lokken. In plaats daarvan lachte hij.
‘Mij best. Neutraal terrein dan. Wat was er zo belangrijk dat je hier om middernacht heen kwam om mijn grootse plannen te doorkruisen?’
Plotseling was Taylor serieus, de professional ten voeten uit. Er verscheen een schittering in haar ogen, en ze grijnsde. ‘Akoniet.’