Hoofdstuk 3
Taylor maakte nog een langzaam rondje over de plaats delict. De technisch rechercheurs liepen er omzichtig rond om de plek vanuit elke denkbare hoek te fotograferen. Met een half oog registreerde ze dat ze fijn zwart poeder uitveegden rondom de plek waar het lichaam was gevonden, op zoek naar eventuele vingerafdrukken.
Vanwaar het Parthenon? Waarom zou de moordenaar een lichaam midden in West End dumpen? Waar je hier ook keek, zag je studenten de poort van Vanderbilt uit joggen, trendy yuppen de hippe eettentjes en bars afstruinen, alto’s op Birkenstocks de biologische supermarkten en kledingwinkeltjes in en uit stiefelen. Het was een gewaagde onderneming, zelfs in de nachtelijke uurtjes.
Ze maakte een paar aantekeningen, peinzend over Sams opmerkingen. In scène gezet. Hm. De scène was niet heel gruwelijk vergeleken bij wat ze allemaal eerder had gezien, maar deze deed wel wat georganiseerder aan. Per slot van rekening had de dader een groot risico genomen door over straat te lopen met een dood meisje over zijn schouder, de tijd te nemen om haar zo neer te zetten en kruiden over haar naakte lijf te strooien. Het moest hem minstens een paar minuten hebben gekost om het allemaal voor elkaar te krijgen. Dan nam je een gigantische gok dat er niemand in de buurt zou zijn. Zelfs tieners die in bed hoorden te liggen, hingen de hele nacht rond in het park.
Op weg naar haar auto kwam ze Sams hoofdonderzoeker Tim Davis tegen, die net de trappen op kwam. ‘Later, Van Snuffelenstein,’ riep ze.
Tim keek haar misprijzend aan. ‘Dat grapje heeft een baard van hier tot Tokyo.’
Ze gaf hem haar zoetsappigste glimlach. ‘Zeg dat maar tegen Sam. Zij is degene die jullie die bijnaam heeft gegeven. Trouwens…’ Haar stem daalde twee octaven. ‘… Doodsoorzaakonderzoeker klinkt zo, nou ja, deprimerend.’
‘De dood ís deprimerend, Taylor.’ Glimlachend liep hij door.
Heel even kreeg ze gewetenswroeging. Tim was een van de beste onderzoekers van het pathologisch lab en nam zijn werk bloedserieus.
Ze stopte en draaide zich nog eens om naar het Parthenon. In gedachten stond ze naar het gigantische bouwwerk te staren. Waar was deze gast in vredesnaam op uit? Een offer aan de godin Athene, die over de duistere binnenkant van het gebouw waakte? Ze schoot in de lach, waarmee ze een gans een paar meter verderop aan het schrikken maakte. Die waggelde geërgerd gakkend weg. Ja hoor, kom daar mee aanzetten op de afdeling. De mannen zouden zich bescheuren. Ze zette het beeld van de godin uit haar hoofd.
Het was tijd om aan het werk te gaan. Behoedzaam zigzaggend tussen de stinkende vogelpoep waarmee de grond bezaaid was, liep ze terug naar de in slagorde opgestelde politieauto’s. Ze moest het jonge stel spreken dat het lichaam had gevonden, voordat ze naar het bureau werden gebracht om hun officiële verklaringen af te leggen. Bij binnenkomst in het commandocentrum trof ze Bob Miller, de eerste agent ter plaatse. Hij was klein en gezet met een borstelige zwarte snor en onwaarschijnlijk witte tanden.
‘Agent Miller. Waar heb je ze?’
Hij wierp haar een stralende glimlach toe. ‘Hé, IT. Hij zit in mijn auto, zij is bij Wills.’ Keith Wills was Millers partner en begon zo langzamerhand een specialist te worden in de omgang met getuigen van vrouwelijke sekse. ‘Ze huilt nog steeds, maar ze is intussen ietsje gekalmeerd. Zij heet Catey Thompson, hij Devon Post. Ze hebben zich gisteravond verloofd, rollebolden tot in de kleine uurtjes, gingen toen de deur uit voor een rrromaantiesch wandelingetje bij zonsopgang.’ Zijn zware Italiaanse accent ontlokte Taylor een hoofdschuddend lachje.
‘Hadden ze gedronken?’
Agent Miller sprak verder op zijn gebruikelijke, zuidelijk nasale toon. ‘Ja, champagne. Maar met het heftige feestvieren kapten ze een paar uur geleden al. Ze waren vrij helder toen ze op pad gingen, en nu… tja, als ze al niet broodnuchter waren, dan zijn ze het van de schrik wel geworden.’
‘Bedankt, Miller. Wil je in de buurt blijven en ervoor zorgen dat het terrein verzegeld blijft? Fitz heeft al een systematische zoektocht in gang gezet, en ik wil niet dat er iemand doorheen banjert.’ Ze gaf hem een klap op de schouder. ‘Sorry, maatje, het wordt een lange dag.’
Glimlachend beende hij weg. Taylor liep op Wills af, die Cateys hand vasthield en haar een doos tissues aanreikte.
‘Hallo, agent Wills. Miss Thompson? Ik ben inspecteur Jackson van de afdeling Moordzaken. Ik leid het onderzoek naar deze zaak. Ik zou graag van u horen wat er vanochtend is gebeurd.’
Misschien dat Catey best knap was, maar Taylor zag het momenteel niet zo. Lang bruin haar was losgeraakt uit de speld die het bij elkaar hoorde te houden, en haar bruine ogen waren bloeddoorlopen. Haar volmaakt gevormde neusje was tomaatrood, en haar gezicht was vlekkerig en opgezet van het huilen. Ze keek op, ademde diep in en sprak op zachte, onzekere toon.
‘We wandelden door het park en wachtten op de zonsopgang. We liepen recht op haar af. Het irriteerde me zelfs dat we niet alleen waren. Ze zat op de bovenste trede, achterover geleund tegen het hek. Ik dacht dat ze naar ons zat te kijken. Haar ogen waren open, en in eerste instantie besefte ik niet…’ Haar stem begon te haperen. ‘Ik dacht dat ze daar ook was om de zon te zien opkomen. Maar ze was naakt en zat daar maar wat, en toen realiseerde ik me dat ze dood was.’ Ze barstte weer in tranen uit. ‘Ik begon te gillen, en Devon trok me weg. Hij pakte mijn mobiel, ik hoorde hem het alarmnummer bellen. Daarna gaf ik over. Het was afschuwelijk. Is ze echt dood?’ Het meisje stond op het punt weer hysterisch te worden.
Taylor ging niet op de vraag in. ‘Miss Thompson, dit is heel belangrijk. Ik weet dat het moeilijk is om de herinnering opnieuw te beleven, maar kunt u het voor me proberen, uzelf iets langer in de hand houden?’
Agent Wills duwde nu het hele doosje tissues in haar handen, waarop Taylor verderging. ‘Denk heel goed na. Heeft u iemand anders gezien? Misschien iemand die op hetzelfde tijdstip door het park liep? Heeft u een auto gehoord?’
Ze snotterde in een tissue. ‘Nee. Ik weet zeker dat we de enigen hier waren. Het was zo heerlijk, zo rustig. Mijn god, wat is haar overkomen? Zijn wij veilig? Wat als hij ons zag? O mijn god, o mijn god, o mijn god…’ Ze begon nu serieus te brullen, en Taylor klopte haar op de schouder.
‘Rustig maar, Miss Thompson, ik ben ervan overtuigd dat u volkomen veilig bent. Het lijkt me heel stug dat degene die haar heeft vermoord, daar is blijven rondhangen. Bedankt voor uw medewerking. Agent Wills brengt u naar het bureau om een officiële verklaring af te leggen. Daarna mogen u en uw verloofde gaan. Mocht u nog iets te binnen schieten, wat dan ook, zelfs als u denkt dat het onbelangrijk is, bel me dan. Oké?’ Ze gaf haar een kaartje met haar vaste en mobiele nummers. ‘U mag me dag en nacht bellen.’
Catey snifte, probeerde zich enigszins te herstellen en veegde met de tissue onder haar ogen, waarmee ze wasbeerkringen van mascara uitsmeerde. ‘Dank u, inspecteur Jackson. Mag ik nu naar Devon toe?’
‘We brengen u samen naar het bureau, goed? Nogmaals bedankt voor uw medewerking.’
Catey knikte.
Taylor nam agent Wills even apart. ‘Komen hun verhalen overeen?’
‘Ja, honderd procent. Ze zijn volkomen van de kaart. Wil je hem ook spreken, of kan ik ze nu wegbrengen?’
Taylor voelde de hoofdpijn heviger worden en wreef over haar voorhoofd. ‘Toe maar, haal ze hier weg. Beter als de camera’s hun gezichten niet in het vizier krijgen. Bedankt, Wills. Je hebt hier goed werk gedaan vanochtend. Wil je een kopie van je verslag op mijn bureau leggen zodra je het af hebt? En die van alle anderen ook verzamelen?’
‘Komt voor elkaar, IT. Ik kom ze zo snel mogelijk brengen.’
Daarna snorde ze Fitz op en droeg hem op terug te gaan naar het bureau zodra hij weg kon komen.
De mannen van het lijkschouwersteam hadden het lichaam in een lijkzak gedaan en rolden nu de brancard naar hun effen witte busje. Hoewel de meeste mensen het voertuig geen tweede blik waardig zouden keuren, lieten de media zich niet bedotten door het onopvallende uiterlijk en volgden elke beweging met hun camera’s, renden zelfs achter het busje aan toen het wegreed. Met wat aardig B-materiaal op band als opvulling voor hun reportages, gingen ze nu op zoek naar een andere bron.
Op vijftien meter afstand liep Taylor met gebogen hoofd, zogenaamd om de drek te omzeilen die de eenden en ganzen hadden achtergelaten. Het geschreeuw begon.
‘Inspecteur!’ brulde Channel 5.
De NBC-verslaggever mengde zich ook in het koor. ‘Wie is het slachtoffer? Wat is de doodsoorzaak?’
Hun vragenvuur hield gelijke tred met het bonzen in Taylors hoofd. Het was niet ongebruikelijk dat ze een verklaring gaf op een plaats delict; normaal gesproken had ze geen problemen met de camera’s. Ze was een opvallend knappe verschijning waar ze zo nodig dankbaar gebruik van maakte. Grote grijze ogen – het rechter iets donkerder dan het linker – die zowel stralend helder als staalhard konden kijken, afhankelijk van haar humeur. Iets te volle lippen ontblootten een door de orthodontist gecorrigeerd, kaarsrecht, wit gebit, en een tikje scheve neus gaf haar gezicht een licht asymmetrisch aspect. Ze was bijna een meter tachtig, blond en slank, met een lage, hese stem.
Deze ochtend, met donkere kringen onder haar ogen, een slordige staart en knallende hoofdpijn, had ze echter meer weg van een geestverschijning.
‘Geen commentaar, jongens. We zullen later vandaag vast iets kunnen zeggen.’
‘Kom op, Taylor. Je moet ons iets vertellen, zodat we het middagnieuws halen.’ Een vlasblonde beauty van Channel 2, haar rechthoekige schildpadbril op het puntje van haar cosmetisch verfraaide neus, stak een microfoon in haar gezicht. ‘Geef ons alsjeblieft iets,’ smeekte ze.
Lee Mayfield van The Tennessean glimlachte vragend. Taylor schudde haar hoofd; geen denken aan dat ze de misdaadverslaggever van de krant iets gaf. Trouwens, de vrouw zou er haar eigen interpretatie aan geven en de feiten sowieso verdraaien. Dat mocht ze op eigen kracht doen.
‘U moet ons íéts geven om mee verder te kunnen, inspecteur,’ maande de nieuwste presentator van Channel 17.
Met een ruk draaide Taylor zich om. Het beetje geduld dat ze had, was op. Spotlights schenen in haar ogen, waardoor ze een ogenblik verblind werd. Ertegen knipperend, zei ze: ‘Ik zei dat we later iets voor jullie zouden hebben. Dus hang niet langer rond op mijn plaats delict. Jullie maken het mijn team moeilijk om zijn werk te doen.’
Ze draaide hen de rug toe, haastte zich over het kleine parkeerterrein bij Lake Watauga en sprong in haar onherkenbare politieauto. Wauw, ze had zich door die lui uit haar tent laten lokken. Niet erg professioneel. Het leek of elk kleinigheidje haar tegenwoordig stoorde. Ach nou ja, dan hadden ze iets leuks om mee aan de slag te gaan voor hun o zo belangrijke verhalen: Onderzoeksleider schiet uit haar slof.
‘Stelletje aasgieren,’ brieste ze, over haar slapen wrijvend. Ze zag de persmuskieten rond hun wagens krioelen, allemaal druk doende om hun eigen draai te geven aan haar bitse en sarcastische opmerkingen.
Een voor een zag ze de camera’s naar de lucht draaien. Een topdag voor Nashvilles verslaggevers. Een moord en een zonsverduistering, keurig voor hen verpakt tot een totaalpakketje. De middaguitzendingen zouden echt tjokvol amusement zitten.
Ze reed naar de oostelijke ingang van het park en stelde vast dat de parkpolitie er geen voetganger of automobilist in liet. Die maakten zich in elk geval nuttig.
Toen ze voor een rood licht moest stoppen, sloot ze even haar ogen. Het lichaam van het dode meisje tekende zich schril af tegen haar oogleden. Ze kon niet anders dan denken aan de doodsangst die het kind moest hebben uitgestaan terwijl ze van haar leven werd beroofd – en het verbaasde haar niet dat ze woede voelde opkomen. Dat gebeurde de laatste tijd steeds.
In de loop van de jaren had ze geleerd afstand te nemen van plaatsen delict. Ze moest wel, voor haar geestelijke gezondheid. Na verloop van tijd was ze betrekkelijk immuun geworden voor de gruwelijkheden waarmee ze geconfronteerd werd. De laatste tijd waren er echter barsten in haar pantser ontstaan.
Na nog een laatste blik op het Parthenon, besefte ze dat er iets rond het tafereel had gehangen wat haar helemaal niet lekker zat. Ze had het gevoel dat de boodschap die de moordenaar probeerde over te brengen, haar was ontgaan.
Ze sloeg linksaf naar West End Avenue en merkte dat haar bloed langzaam begon te koken. ‘Ik ga je pakken, vuile schoft die je bent. Wacht maar. Ik kom achter je aan.’