Hoofdstuk 47
Sam speelde met een scalpel, draaide het lemmet in de rondte. Ze zat in haar kantoor, waar het zonlicht door het raam naar binnen stroomde, een kop koude thee voor zich op het bureau. Ze was zo in gedachten verzonken dat ze vergeten was ervan te drinken. De zon was een welkome afwisseling na al die dagen regen die het gebied blank had gezet. Het waterpeil zakte en de buiten zijn oevers getreden rivier trok zich weer terug. Nashville zou er weer bovenop komen. Ze hoopte dat het voor haar ook gold.
Afgelopen nacht was ze een beetje daas en uit haar doen naar huis gegaan. Het tafereel in de kerk had haar meer aangegrepen dan ze wilde toegeven. Ze dacht dat een warm bad en een glas wijn haar wel zouden kalmeren.
Maar toen ze de deur opende, klonk er zachte muziek, stonden er rozen op het haltafeltje en kwam er een verrukkelijke geur uit haar keuken. Glimlachend volgde ze haar neus en trof Simon Loughley midden in de keuken aan, gehuld in een schort en de symfonie dirigerend met een spatel. Het zag er zo absurd uit dat ze in lachen uitbarstte. Hij schrok, glimlachte toen schaapachtig en gaf haar een knuffel. Hij was lang en dun, en ze kon zijn sleutelbeen in haar wang voelen prikken. Zijn rossige haar was te lang, zijn bril stond scheef, maar zijn blauwe ogen schitterden even opgewekt als altijd. Daaruit bleek maar weer eens zijn eindeloze geduld. Volgens haar bestond er geen leuker persoon op aarde.
‘Ik hoop dat het niet te laat voor je is?’
‘Voor nachtelijke margarita’s met jou ben ik altijd in.’
‘Het is wijn, is dat ook goed?’
‘Tuurlijk. Laat me even wat anders aantrekken, dan kunnen we aanvallen.’
Hoewel het huis op papier van hen allebei was, vertoonde Simon zich er over het algemeen niet onaangekondigd. Bijna tien jaar geleden hadden ze het huis weliswaar samen gekocht, maar hij had zijn eigen appartement aan West End aangehouden. Hypocriet die ze was, gaf Sam hem vrijelijk haar lichaam, maar vertikte ze het om officieel ‘samen te wonen’ voordat ze getrouwd waren. Zogenaamd uit respect voor haar katholieke achtergrond, maar als ze eerlijk tegen zichzelf was, was ze gewoon bang om zich te settelen. Het had haar altijd zo definitief geleken. Na de afgelopen paar dagen, die bol stonden van het verlies en de zinloosheid van de moorden, was ze bereid na te denken over een officiële verbintenis. Ze was het zat om ertegen te vechten, beu om alleen te zijn.
Zodra ze zich had opgefrist gingen ze aan tafel. Simon trok een fles wijn open en zij vertelde Simon alles. Het was zo fijn om met hem te praten, om lucht te geven aan al haar zorgen. Hij was een van de weinigen die begreep waar ze dag in, dag uit mee werd geconfronteerd; ook daarom hield ze van hem. Ze hadden al een paar weken lopen kibbelen, en al die tijd had ze zijn schouder gemist om op uit te huilen. Nu gooide ze alle zorgen eruit die zich hadden opgestapeld sinds ze voor het laatst met elkaar gesproken hadden: haar bezorgdheid om Taylor en haar verbazing over de klik tussen haar vriendin en Baldwin. Simon beschouwde Taylor als zijn kleine zusje. Hij deelde Sams bezorgdheid, maar verzekerde haar dat Taylor wel op haar pootjes terecht zou komen. Dat deed ze altijd.
Daarna was hij de tafel gaan afruimen en had Sam zich in de woonkamer geïnstalleerd. Toen hij terugkwam in de kamer speelde er een zenuwachtig lachje op zijn gezicht. Voor ze het goed en wel in de gaten had, knielde Simon voor haar neer en haalde hij een juweliersdoosje tevoorschijn.
‘Geen nachtelijke margarita’s, maar wat dacht je van een paar diamantjes? Ik kan niet meer wachten, Sam. Ik wil met je trouwen. Ik wil een gezin met je. Ik wil de rest van mijn leven jou gelukkig maken. Wil je met me trouwen? Alsjeblieft?’
Het was zo’n schok voor haar dat hij haar echt een aanzoek deed, dat amper tot haar doorgedrongen was wat hij zei. Voor ze het wist had ze ja gezegd, en zat de ring om haar vinger.
Opnieuw keek ze nu naar haar hand. De diamant was gigantisch, gezet in platina en omringd door diamanten baguettes. Ze probeerde zich nog eens te herinneren welke woorden Simon precies had gebruikt, maar het enige wat haar bijstond, was dat zij ja had gezegd, hij haar had opgetild en de rest van de nacht met haar had gevreeën.
Het gerinkel van de telefoon deed haar opschrikken uit haar mijmeringen. De scalpel viel in haar schoot, ze ving hem op tussen haar knieën. Een absurde herinnering kwam bovendrijven – haar vader, die een preek afstak over de deugden van onthouding, toen ze zich als puber opmaakte voor haar eerste echte afspraakje. Hij had haar een aspirientje gegeven op het moment dat ze de deur uit ging. Ze keek hem vreemd aan en vroeg waar dat voor was. Met zijn bulderende stem antwoordde hij: ‘Als je dat de hele avond tussen je knieën geklemd houdt, zal onze Simon hier zijn handen wel thuis moeten houden.’ Hij was in lachen uitgebarsten en Sam en Simon hadden zich, allebei met een vuurrood hoofd, zo snel mogelijk uit de voeten gemaakt. Haar vader zou trots op haar zijn geweest; twee jaar lang had ze niet toegegeven aan Simons onophoudelijke smeekbedes, tot de avond van hun eindexamenfeest.
Hoofdschuddend en giechelend nam ze de telefoon op.
‘Dokter Owens, met Tim. U wilt waarschijnlijk wel weten dat ik een lichaam binnenbreng. Een vrouw die vanochtend uit Old Hickory Lake is opgevist door een paar hengelaars.’
Sams adem stokte. Ze was nog niet eens begonnen aan de sectie op de vrouw die ze in de kerk hadden gevonden, in afwachting van de gebitsfoto’s die Taylor zou langsbrengen. Een nieuw lijk betekende een nieuwe mogelijkheid dat het Jill was. Verdorie.
Het was alsof Tim haar gedachten las. ‘Zij is het niet, doc. Sorry, dat vergat ik erbij te vermelden: ze is zwart. Lijkt op verdrinking.’
Ze blies uit. ‘Nou, dat dit niet in het patroon past, houdt in dat dit slachtoffer geen deel uitmaakt van de Vanderbilt-serie. Is er geen identiteitsbewijs?’
‘Jawel. Een ID-kaart waarop staat dat ze Tammy Boxer heet.’
‘ID-kaart? Dus geen rijbewijs?’
‘Klopt. Adres is ergens aan Dickerson Road.’
‘Tippelaarster?’
‘Zou kunnen. Ik weet het niet. Zo te zien heeft ze een tijdje in het water gelegen.’
‘Bedankt voor je belletje. Tot straks.’
Hoofdschuddend hing ze op. Dode prostituees waren geen uitzondering in Nashville. De politie had zelfs een speciale database opgezet om ze na hun dood te kunnen identificeren. Aangezien de meeste meiden een alias gebruikten, patrouilleerde de nachtploeg in hun voornaamste jachtgebied. Zo nu en dan stopten ze om een praatje te maken, hielden ondertussen de boel in de gaten. Dickerson Road, dat tevens bekend stond als Hooker Alley, was het werkterrein van de onverbeterlijke gevallen. De agenten trokken de gegevens van de meiden en hun strafblad na, namen foto’s en vingerafdrukken en noteerden eventuele tatoeages of persoonskenmerken. Ze probeerden zo veel mogelijk contactgegevens los te krijgen van de meiden, al waren die merendeels verzonnen. De gegevens werden ingevoerd in een database; als een meisje dan dood werd aangetroffen, kon de familie of de pooier worden opgespoord en was ze veel gemakkelijker te identificeren.
Sam was erbij geweest toen het programma werd ingevoerd; ze verbaasde zich over de onverschilligheid waarmee de prostituees het proces ondergingen. Het leek of ze zich niet realiseerden, of er niet om maalden, dat de politie dit deed om hen te kunnen identificeren als ze de volgende ochtend uit een vuilcontainer werden gevist.
Ze pakte de telefoon weer op en belde Lincoln. De database was zijn idee geweest en nog altijd zijn kindje. Na één keer overgaan nam hij op.
‘Hé, Lincoln. Hoe gaat-ie daar?’
‘Zijn gangetje. Taylor is op weg naar jou. Zelf sta ik op het punt naar huis te gaan, een paar uurtjes slaap pakken.’
‘Heel goed, jullie kunnen wel een pauze gebruiken. Ik bel niet voor Taylor. Ik kreeg net een telefoontje van mijn speurneus, Tim. Het ziet ernaar uit dat ze een tippelaarster uit Old Hickory hebben opgedregd. We sturen je de gegevens zo snel mogelijk toe, kijk maar eens of jij haar identiteit vast kunt stellen.’
Op de achtergrond hoorde Sam hem op zijn toetsenbord hameren, wat haar een glimlach ontlokte; hij was al aan het inloggen op de database.
‘Heb je al een naam? Ik heb namelijk een melding van een vermist persoon uit Magdalene House.’
‘Nou, ze had een ID-kaart bij zich, maar of die ook echt van haar is?’ Sam keek naar haar aantekeningen. ‘Tim zei dat de naam op de kaart Tammy Boxer is. Zegt dat je iets?’
‘Wel verdomme, ja. Dat is de naam die ze me gisteravond opgaven. Hadden haar al een week niet gezien, zeiden dat ze een paar doktersbezoeken had gemist. Dit zal inslaan als een bom.’
Sam slaakte een diepe zucht. Het Magdalene House was een van Nashvilles pareltjes. Een predikant van Vanderbilts St.-Augustinekerk had het programma opgezet. Het was bedoeld om meiden van de straat te krijgen, te laten afkicken, hun een opleiding en wat werkervaring te bezorgen en ze op weg te helpen een normaal leven op te bouwen. Het was een doorslaand succes; Sam had ergens gelezen dat ze een tweede huis gingen openen omdat de vraag zo groot was.
‘Wil jij ze bellen en laten weten dat we haar misschien gevonden hebben? Als ze vanmiddag iemand naar ons toe kunnen sturen voor de identificatie, dan proberen wij er hier vaart achter te zetten.’
‘Ja, zal ik doen. Bedankt, Sam, dat is weer een zorg minder.’
Sam droeg hem op te gaan slapen, zei gedag en hing op. Op dat moment hoorde ze Taylor in de hal praten met Kris, hun receptionist. Ze liep haar kantoor uit en botste zowat tegen haar beste vriendin op.
Afkeurend klakte Sam met haar tong – een moederkloek die niet te spreken was over een van haar kuikens. ‘T, je ziet er echt verschrikkelijk uit. Ben je vannacht niet thuis geweest?’
Taylor zag er inderdaad vreselijk uit. Als klap op de vuurpijl moest ze ook nog niezen, waarna ze Sam schaapachtig toegrijnsde. ‘Eh, nee. Ik wilde me hier even opfrissen zodra we klaar zijn. Heb jij iets tegen een verstopte neus? Mijn pillen zijn op. Ik geloof dat mijn allergieën opspelen.’
‘Ammehoela met je allergieën. Je hebt een voorhoofdsholteontsteking. Waarom doe jij altijd alsof je niet ziek bent wanneer je dat duidelijk wel bent?’ Sam liep terug naar haar kantoor en trok een kastje bij de deur open. Daar haalde ze een doosje Advil uit en gaf het aan Taylor. Zoals de meeste inwoners van Nashville had ze die altijd op voorraad. Het was een bizar fenomeen dat zoveel mensen in de stad het hele jaar door liepen te snotteren. De grap deed de ronde dat als je nog geen allergie had voordat je naar Nashville verhuisde, je die binnen een jaar zou krijgen.
Taylor drukte twee pillen uit de strip, waarna ze het doosje terug wilde geven aan Sam. Die schudde haar hoofd.
‘Hou maar. Jij hebt het harder nodig dan ik. Heb je de röntgenfoto’s bij je?’
Taylor stak een grote manillaenvelop omhoog en niesde opnieuw.
Sam schudde haar hoofd, reikte haar een tissue aan en zei: ‘Kom mee.’