Hoofdstuk 1

 

 

 

Drie maanden later

Nashville, Tennesee

 

Lichamen, overal lichamen, een dodenakker, ledematen en rompen en hoofden, allemaal bovengronds achtergelaten. Het gevoel van aarde in haar mond, goor en zompig; het gefluister van de doden, lange armen die naar haar graaiden terwijl ze door de slachtpartij waadde. Spookachtige stemmen, zacht en lispelend. ‘Help ons. Waarom help je ons niet?’

 

Taylor schrok wakker, zwetend, ogen verwilderd en stekeblind in het donker. De lakens zaten als een verstikkend doodskleed om haar lijf gedraaid; met moeite wurmde ze zich los. Ze kneep haar ogen stijf dicht, probeerde weer normaal te ademen, te ontspannen, de gruwelijke beelden van zich af te zetten. Toen ze haar ogen opende, was de kamer nog steeds donker maar niet langer bedreigend. Haar gegil was weggestorven in de stilte. De kat sprong van het bed met een humeurig miauw over haar gewoel.

Ze liet haar hoofd weer op het kussen vallen, slikte moeizaam, nog steeds niet in staat om diep in te ademen.

Elke nacht was het raak, verdomme. Zo langzamerhand begon ze zich af te vragen of ze ooit nog gewoon lekker zou slapen.

Ze haalde een hand over haar gezicht en keek op de wekker: 6:10. Om zeven uur zou hij afgaan, maar ze deed toch geen oog meer dicht. Dan kon ze net zo goed opstaan en wat vroeger naar haar werk gaan, kijken wat voor verschrikkingen de stad vannacht in hun greep hadden gehouden.

Ze rolde uit bed en deed haar uiterste best de droom te vergeten. Douchte, schoot jeans en een zwart kasjmieren T-shirt aan onder een zwart motorjack, stapte in haar lievelingslaarzen. Stopte haar badge in haar zak en gespte haar wapen om haar heup. Streek haar natte haren uit haar gezicht en deed ze in een staart.

Tijd om aan een nieuwe dag te beginnen.

Ze zat in haar auto toen het telefoontje binnenkwam. ‘Morgen, Fitz. Zeg het eens.’

‘Morgen, IT. We hebben een lijk bij het Parthenon.’

‘Ik ben al onderweg.’

 

Het had een perfecte herfstochtend kunnen worden. De hemel was bezig van wit naar blauw te verkleuren bij de onverbiddelijke opmars van het daglicht. Vogels keerden terug van hun mysterieuze nachtelijke uitjes, kwetterend over de belevenissen van de nacht. De lucht was helder en drukkend, nog zwoel van de hitte van de nacht maar met een zweempje koelte, als een ijsblokje in een dampende mok koffie. Dadelijk zou de hemel saffierblauw kleuren zoals alleen in de herfst voorkwam, even helder en intens als de edelsteen zelf.

Het mooie van de ochtend was niet besteed aan inspecteur Taylor Jackson, recherche politie Nashville. Ze dook met haar lange lijf onder het gele politielint door en keek een ogenblik om zich heen. Voelde de blikken van de aanwezige agenten. Rechtte haar schouders en stapte op hen af.

Politieagenten hadden rondgebanjerd over de afgezette plaats delict als op de eerste de beste cocktailparty, koffiedrinkend en keuvelend alsof ze elkaar weken niet hadden gezien in plaats van een paar uur. Het gras was al bezaaid met bekertjes, sigarettenpeuken, verfrommelde notitieblaadjes en in elk geval één sportkatern van The Tennessean van die ochtend. Taylor vloekte inwendig; ze moesten toch beter weten. Op een dag zouden deze horken onbedoeld nog een plaats delict vervuilen en haar team op een dwaalspoor brengen. Drie keer raden wiens hoofd dan op het spreekwoordelijke hakblok zou liggen.

Ze bukte om het sportkatern op te rapen, wierp een vluchtige blik op de juichende kop over de laatste overwinning van de Tennessee Titans, verfrommelde het toen tot een stevige prop.

Ze wist niet welke informatie over de moord via de radio was uitgelekt, maar de belangstelling was niet van de lucht. Een agent die ze herkende van een andere afdeling, reed langzaam voorbij om een kijkje te nemen, want al die sensatie wilde hij niet mislopen. Mediabusjes stonden langs de straat. Joggers die net deden alsof ze niet in de gaten hadden dat er iets aan de hand was, struikelden bijna over hun eigen voeten in een poging te zien waar alle drukte om te doen was. Precies waar ze op zat te wachten na een slapeloze nacht: dat iedereen wilde helpen, zich ermee wilde bemoeien en haar plaats delict verknalde.

Terwijl ze op het legertje afstapte, probeerde ze voor ogen te houden dat het niet hun schuld was dat ze de hele nacht wakker had gelegen. Gelukkig had ze gedoucht en twee cola lights achterover geslagen, anders zou ze hen allemaal gearresteerd hebben.

Bij de commandopost aangekomen, toverde ze een glimlach op haar gezicht. ‘Morgen, luitjes. Wie van jullie hebben allemaal dit soort troep over mijn plaats delict lopen uitstrooien?’ Ze gooide de prop krantenpapier naar de dichtstbijzijnde agent.

Ze probeerde haar toon luchtig te houden, alsof ze wel kon lachen om hun stommiteiten, maar daar trapte niemand in. Het ongedwongen sfeertje verdween als sneeuw voor de zon. De bobo was ter plekke, dus was het in één klap gedaan met de pret. Geüniformeerde agenten die er niets te zoeken hadden, begonnen weg te slenteren, sommigen met een schuine blik op Taylor. Die negeerde ze, zoals ze tegenwoordig zoveel negeerde.

Als wijkagent had ze zich gedeisd gehouden, aan haar zaken gewerkt en de reputatie opgebouwd van iemand die recht door zee was. Haar inzet en gedegen werk waren beloond met de ene promotie na de andere; op haar achtentwintigste was ze in burger. Bij Moordzaken had ze een akelige eerste zaak op haar bordje gekregen – de ontvoering van en moord op een jong meisje. Ze had de schoft gepakt die het gedaan dan; Richard Curtis zat nu in de dodencel. De zaak haalde het landelijke nieuws en dat was de aanzet voor een bliksemcarrière. Al snel stond ze bekend als een doortastende rechercheur en klom ze op van rechercheur naar teamleider naar brigadier, totdat ze de moordbaan had gekregen die ze nu had – inspecteur moordzaken.

Zo haar promotie tot inspecteur op de jonge leeftijd van vierendertig sommige, wat conservatiever ingestelde agenten van het korps al niet lekker zat, dan maakte de dood van David Martin – een van hun eigen mensen – het nog tien keer erger. Er zouden altijd agenten zijn die haar het leven zuur probeerden te maken; dat hoorde er nu eenmaal bij als je als vrouw bij het korps zat, als je een bepaalde reputatie had. Taylor was stoer, slim en deed dingen graag op haar eigen manier om de klus te klaren. De meeste mannen met wie ze werkte, respecteerden haar om haar kwaliteiten. Boze tongen zouden er altijd blijven, agenten die achter haar rug over haar smoesden, maar in Taylors ogen waren successen nog altijd belangrijker dan kletspraatjes.

Tot Martin had besloten haar leven te ruïneren en daarbij bijna haar carrière had laten ontsporen. Nog steeds was ze bezig zich terug te vechten.

Taylors tweede man, rechercheur Pete Fitzgerald, kwam op haar af slenteren, de eeuwige niet brandende sigaret in zijn mondhoek bungelend. Hij was een paar jaar geleden gestopt, na een licht hartinfarct, maar hield er altijd één op zak om in geval van nood op te kunnen steken. Fitz had een pens waar je u tegen zei; zijn buik bereikte Taylor vóór de rest van zijn lichaam.

‘Hé, IT. Sorry dat ik je uit je schoonheidsslaapje moest rukken.’ Toen hij haar opnam, verscheen er een bezorgde blik in zijn ogen. ‘Het was maar een geintje. Wat is er met je? Je ziet eruit als een opgewarmd lijk.’

Taylor maakte een wegwuifgebaar. ‘Kon niet slapen. Zouden we vanochtend niet een soort zonsverduistering hebben? Ik geloof dat ik daardoor helemaal van slag ben.’

Fitz begreep de hint en liet het er verder bij zitten. ‘Ja, klopt.’ Met een hand boven zijn ogen keek hij omhoog. ‘Kijk, het is al begonnen.’

Hij had gelijk. De maan schoof snel voor de zon, waardoor de plaats delict met de minuut donkerder werd. ‘Spookachtig,’ zei ze.

Met zijn ogen knipperend keek hij haar weer aan. ‘Zeg dat wel. Help me onthouden dat ik niet weer in de zon kijk.’

‘Zal ik doen. Wat hebben we hier, afgezien van dat natuurverschijnsel aan de hemel?’

‘Oké, meis, hier komt-ie. We hebben een verliefd stelletje dat besloot een ochtendwandelingetje te maken – en op de trappen van het Parthenon op een overleden blanke vrouw stuitte. Ze zit daar zo mooi te wezen als maar kan, geleund tegen het hek voor de deuren van het Parthenon, alsof ze even wilde uitrusten. Poedelnaakt en zo dood als een pier.’

Taylor richtte haar blik op het Parthenon. Op een van haar lievelingsplekken in Nashville, precies in het midden van Centennial Park, was de replica op ware grootte een enorme trekpleister voor toeristen en liefhebbers van de klassieke oudheid. Het beeld van Athene daarbinnen was ontzagwekkend. Ze had in haar jeugd vele schoolreisjes naar deze plek meegemaakt. Een lichaam op de trappen achterlaten, dat was een statement van heb ik jou daar.

‘Waar zijn de getuigen?’

‘Heb de geliefden apart gezet, maar de vrouw is helemaal van de kook – we hebben nog geen volledige verklaring uit haar kunnen krijgen. De pd is afgezet. Het verkeer op West End wordt omgeleid, en we hebben alle wegen naar en rondom Centennial Park afgesloten. De lijkschouwer en haar team zijn hier al een kwartiertje of zo. O, en onze moordenaar was hier op zeker moment ook,’ zei hij met een scheve grijns. ‘Hij heeft haar hier vannacht gedumpt, alleen de eendjes en gansjes in het meer hebben hem gezien. Het huis-aan-huis-onderzoek gaat nog een hele klus worden. Denk je dat we de AFLAC-eend een verklaring mogen laten afleggen in de rechtbank?’

Taylor wierp een vluchtige blik op hem en lachte flauwtjes, eerder geamuseerd over het beeld van Fitz die rondwaggelde als de kwakende eend uit de reclames van de verzekeringsmaatschappij dan over zijn respectloze houding. Ze wist wel beter, maar het leek of hij zich kostelijk vermaakte. Ze begreep dat ongepaste grappen soms de enige manier waren waarop een agent de dagelijkse werkzaamheden aankon, dus tikte ze hem vriendelijk op de vingers. ‘Je hebt een ziek gevoel voor humor, Fitz.’ Ze zuchtte, zette alle persoonlijk getinte gedachten van zich af en werd weer een agent. Een en al professionaliteit, constant. Dat moesten ze van haar zien.

‘We zouden eigenlijk alvast een oproep moeten doen om na te gaan wie hier afgelopen nacht geweest is en hoe laat, maar ik reken er niet op dat het iets nuttigs zal opleveren. Dus laten we dat nog maar even voor ons uit schuiven.’

Hij knikte instemmend. ‘Wil je de helikopter de lucht in sturen? Waarschijnlijk zinloos – degene die haar heeft gedumpt, is allang weg.’

‘Dat denk ik ook.’ Ze knikte met haar hoofd naar de trappen van het Parthenon. ‘Wat probeert hij ons duidelijk te maken?’

Fitz keek naar de deuren van het gebouw, waar de lijkschouwer naast het naakte lichaam gehurkt zat. Plotseling werd hij serieus en dempte zijn stem. ‘Ik weet het niet, maar dit wordt akelig, Taylor. Ik heb een naar voorgevoel –’

Ze stak een hand op om hem te onderbreken. ‘Kom op, man, ze zijn allemaal akelig. Het is te vroeg dag om griezelverhalen te gaan spinnen. Laten we eerst de ochtend maar eens doorkomen. Hou de persmuskieten hiervandaan – zet ze desnoods in de eendenstront. Je mag hun vertellen welke wegen zijn afgesloten, zodat ze dat aan hun verkeershelikopters kunnen doorgeven, maar daar blijft het bij. Zorg dat de uniformen iedereen bij het lint vandaan houden. Ik wil hier verder geen kip op het terrein zien totdat ik de kans heb gehad met alle betrokkenen te spreken. Is de chef parkpolitie er al?’

Fitz schudde zijn hoofd. ‘Nee. Ze hebben hem gebeld, maar ik heb hem nog niet gezien.’

‘Nou, spoor hem dan ook op. Zorg dat ze weten wat hier aan de hand is. Laten we dit park uitkammen, meter voor meter, kijken of we iets vinden. Laat K-9 uitrukken om naar voorwerpen te speuren. Nu de wegen al zijn afgesloten, kunnen ze de straal uitbreiden tot driehonderd meter buiten de rand van het park. Ik wil ze zien rondkruipen als mieren tijdens een picknick. Als ik ze zie rondhangen bij McDonald’s voordat dit klaar is, zijn ze nog niet jarig.’

Fitz salueerde gekscherend. ‘Komt voor elkaar. Toen Sam vaststelde dat het arme kind gedumpt was, heb ik K-9 alvast gebeld en alle agenten uit de nachtdienst opgedragen door te werken. Dus we zitten wellicht met een gevalletje overwerk, maar ik ging ervan uit dat met jouw, eh… tact…’ Het laatste woord proestte hij uit, waarop Taylor hem koeltjes aankeek.

‘Ik regel het wel.’ Ze streek haar haar uit haar gezicht en trok haar slordige staart aan. ‘Bereid ze erop voor dat de hel gaat losbreken. Ik ga met Sam praten.’

‘Met alle plezier, meis. Ga jij maar naar Sam, en laat ons werkezels ons werk doen. Als je de wentelwiek erbij wilt, geef je me maar een seintje.’ Hij gaf haar een kushandje en beende op de commandopost af, met zijn vingers knippend naar de agenten om hun aandacht te trekken.

Toen ze zich naar het gebouw omdraaide, ving ze de blik op van een van de oudere agenten. Die was vijandig, lip laatdunkend opgetrokken. Ze wierp hem haar stralendste glimlach toe, waardoor hij nog chagrijniger ging kijken. Hoofdschuddend verbrak ze het oogcontact. Ze had nu geen tijd voor politieke spelletjes.

Openbaring - Een Taylor Jackson-thriller
CoverPage.xhtml
Bee.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml
section-0080.xhtml
section-0081.xhtml
section-0082.xhtml
section-0083.xhtml
section-0084.xhtml
section-0085.xhtml
section-0086.xhtml
section-0087.xhtml
section-0088.xhtml
section-0089.xhtml
section-0090.xhtml