Hoofdstuk 22
Taylor was tot over haar oren verdiept in afschuwelijke details en bezig aan haar derde cola light. Ze was al vóór vijven op haar werk gekomen, want alleen hield ze het niet meer uit. In het JC heerste in elk geval de klok rond bedrijvigheid.
Ze nam net de ViCAP-dossiers door die Lincoln had opgevraagd, toen ze een lange, knappe man naar Price’ deur zag lopen. Aangezien ze hem niet herkende als collega-agent, nam ze aan dat hij een politicus of ambtenaar was, misschien een medewerker van de burgemeester. Ze gaf hem een afwezig knikje. Lang geleden had ze al geleerd wanneer ze zich gedeisd moest houden.
Een halfuur later zat ze de autopsierapporten door te vlooien toen Price zijn deur opende en zei: ‘Taylor, kun je even hier komen?’
Ze griste haar dossiers bij elkaar, in de veronderstelling dat hij wilde weten hoe het ervoor stond – ook al had ze niets nieuws te melden. Ineens besefte ze dat ze de knappe man niet had zien weggaan, waarop ze min of meer om zichzelf moest lachen. Ach, nou ja. Er liepen genoeg leuke mannen rond, mocht ze de moeite willen nemen er eentje te vinden. Wie nam ze nou in de maling? Ze had haar lesje geleerd. Tegenwoordig was ze met haar werk getrouwd.
Tot haar verbazing zag ze de man voor Price’ bureau zitten. Ze was onmiddellijk op haar hoede. Wat moest dit voorstellen? Was hij een jurist? Onlangs overgeplaatst naar Interne Zaken?
De man maakte geen aanstalten om haar te begroeten. Met hangende schouders zat hij naar de vloer te staren. Zijn haar stond rechtovereind, alsof hij er een in eiwit gedoopte kam doorheen had gehaald in een – mislukte – poging het tot een hanenkam te modelleren. Hij haalde zijn rechterhand door zijn haar, waardoor het nog warriger ging zitten. Daarmee is dat ook weer verklaard, dacht ze.
‘Price?’ Ze richtte zich tot haar baas, waarbij de vraag zwaar tussen hen in hing.
‘Doctor John Baldwin, dit is inspecteur Taylor Jackson.’ Hij knikte naar de man, die een vluchtige, verraste blik op haar wierp en een grimlachje produceerde.
Taylor ving een glimp op van groene ogen met onwaarschijnlijk diepe wallen eronder, alsof hij al een week niet had geslapen.
‘Aangenaam, doctor John Baldwin. Neem me niet kwalijk, maar wie bent u precies?’
Een diepe bariton overrompelde haar. ‘Een aan lager wal geraakte dronkenlap die hier niets te zoeken heeft.’ Hij stond op met een knikje naar hen allebei. ‘Bedankt, commissaris. Ik stel het aanbod op prijs, maar ik denk dat uw zaak in capabele handen is.’ Hij maakte een lichte buiging, en alweer verbaasde Taylor zich. Baldwin was minstens een meter negentig, maar hij was zo mager dat zijn kleren om zijn schouders slobberden als hingen ze aan gebroken kleerhangers. Toen hij binnen was komen lopen, had ze een glimp gezien van hij had kunnen zijn, met een beetje liefde en aandacht: een uiterst aantrekkelijke man. Van dichtbij zag hij eruit alsof hij een week aan de boemel was geweest. Ze schatte hem achter in de veertig.
‘Ho, Baldwin, ga zitten.’ Price was achter zijn bureau vandaan gekomen en liet de man weer plaatsnemen. Baldwin stribbelde niet tegen, maar liet zich met een diepe zucht weer op de stoel zakken. Waar hij weer somber naar het linoleum ging zitten turen.
‘Taylor, Baldwin zit bij de Behavioral Science Unit van de FBI. Hij –’
‘Zat,’ zei het gratenpakhuis op de stoel. ‘Zát bij de BSU. Hou u aan de feiten, commissaris.’
Price keek Baldwin doordringend aan, ging toen verder. ‘Doctor Baldwin werkte jarenlang bij de BSU en heeft verlof genomen om privéredenen. Ik zou hem graag als assistent bij jouw zaak betrekken, Taylor, in een adviserende rol. Hij heeft –’
‘Hád,’ onderbrak de vlakke stem hem.
‘… hééft enorm veel ervaring in moordzaken met seksueel geweld. Ik geloof dat hij van nut kan zijn.’
Taylor keek van de ene naar de andere man, in de war. Deze doctor Baldwin wilde hier absoluut niet zijn. Wat voerde Price in zijn schild, door haar als babysitter te laten fungeren voor een of andere hotemetoot van de FBI? Ze opende haar mond om te protesteren, maar Price was haar voor.
‘Doctor Baldwin, zou u buiten willen wachten? Ik wil inspecteur Jackson even onder vier ogen spreken. En ga niet weg. Alstublieft.’
Baldwin zuchtte hoorbaar. ‘Ik heb cafeïne nodig. Is er een automaat met cola op de gang? Ik haal het zelf wel.’ Zonder op een antwoord te wachten, liep hij het kantoor uit, waarbij hij de deur zachtjes achter zich sloot. Hij wist vrij zeker dat commissaris Price Taylor op de hoogte ging brengen van al zijn duistere geheimpjes. Mooi zo. De details zouden het hem doen. Ze zou hem niet op de zaak willen hebben, en dan kon hij terug naar zijn muffe stoel in zijn schemerige woonkamer en verder met, tja… Joost mocht weten wat.
Hij wist niet waarom hij überhaupt de moeite had genomen. Price’ ogen waren niet beschuldigend, eerder taxerend, meelevend bijna, maar hij had ze op zich voelen branden. Zo zouden ze zich allemaal opstellen. Hem tolereren, maar intussen scherp opletten of hij niks verknalde. Lazer op, dacht hij. Dan werd hij nog liever met de nek aangekeken.
Alleen gehoorzaamden zijn voeten zijn hersenen niet. Hij ging niet weg. Hij haalde zijn blikje cola, en om redenen die hij nooit zou begrijpen, liep hij terug naar de afdeling, ging aan het dichtstbijzijnde bureau zitten – en wachtte het Laatste Oordeel af.