Hoofdstuk 33
Pater Francis Xavier was moe. Al drie uur lang was hij bezig de biecht af te nemen, zijn parochianen hun zonden te vergeven. Van het dertien-in-een-dozijn-soort vandaag; het ergste wat hij had gehoord, was van een jonge vrouw die lustgevoelens had voor haar vriend. In elk geval was ze te biecht gegaan. Vandaag de dag leek de modernisering van de kerk soms de moraal te ondermijnen die de jonge leden juist geacht werden na te leven. Hij betwijfelde of hij veel indruk had gemaakt. Het zat er dik in dat hij hetzelfde meisje volgende week weer moest aanhoren, vergeving vragend voor het feit dat ze gehoor had gegeven aan haar gevoelens. Ach, nou ja. Hij deed zijn best.
Hij stapte uit de biechtstoel, strekte zijn vermoeide rug en bedacht wat hij vanavond zou eten. Onderweg naar zijn kantoor deed hij zijn stool af. Over een uur had hij een afspraak met een student van Aquinas, Mary Margaret de Rossi, voor een kopje thee en een praatje. Misschien zou hij haar overhalen om naar Starbucks te gaan voor een kop koffie. Het zou er rustig genoeg zijn om te praten en wie weet wat van haar huiswerk Latijn door te nemen. Hij gaf haar al een paar weken privéles. Haar enthousiasme om de dode taal te leren deed hem goed, en hij was dolblij dat zijn jonge vriendin de leer van de kerk beter wilde begrijpen. Na de koffie kon hij onderweg naar huis iets afhalen, of langs het buffet gaan in de Belle Meade Cafeteria, om een fatsoenlijke maaltijd te eten. Een voordeel van in het zuiden wonen, dacht hij licht spottend. De meat and three-restaurants, waar je één vleesschotel en drie bijgerechten kon kiezen.
Toen hij de hoek omsloeg van de gang naar zijn kantoor, ving hij vanuit zijn ooghoek een beweging op. Een man was de kerk binnengekomen en stevende nu recht op de biechtstoel af.
‘Sir, het zit erop voor vandaag. Morgenochtend om tien uur neem ik de biecht weer af. Dan ben ik u met alle plezier van dienst.’
De man negeerde hem echter en dook het rozenhouten hokje in, waarna hij het deurtje snel achter zich dichttrok.
Pater Xavier zuchtte. Misschien had de man hem niet gehoord. Dus liep hij terug naar de biechtstoel, stapte aan zijn kant binnen en herhaalde zijn mededeling. Er kwam geen geluid van de andere kant van het hokje. ‘Mijn zoon?’ vroeg hij.
‘U zult mij de biecht nu moeten afnemen, vader. Er rest mij geen tijd meer.’
De stem was zacht, zo zacht dat pater Xavier hem amper kon horen. Er was iets in de toon wat hem angst aanjoeg. Hij voelde een koude rilling over zijn rug gaan. Hij ging zitten, drapeerde zijn stool over zijn schouders. ‘Ik ben er, mijn zoon.’
De vreemdeling boog zijn hoofd en sloeg een kruis. ‘Vergeef me, vader, want ik heb gezondigd. Het is twee jaar geleden sinds ik voor het laatst heb gebiecht.’
De woorden van de priester rolden er automatisch uit. ‘Moge de Heer in uw hart en op uw lippen zijn, opdat gij uw zonden eerlijk opbiecht. In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.’
De man zweeg een ogenblik, begon toen te praten, waarbij de woorden er steeds sneller uitrolden. ‘Ik biecht op aan God de Almachtige, aan de Heilige Maagd Maria, aan alle heiligen en aan u, mijn geestelijke vader, dat ik heb gezondigd. Ik ben de engel van de macht van God, de engel van het oordeel, de engel van de waarheid. Ik en ik alleen ben verantwoordelijk voor het verwekken van Hem die ons allen zal verlossen. Voor mij is het te laat, maar mijn nalatenschap zal volbracht worden. Het zal u zwaar vallen dit te horen, vader. Maar het is tijd, en ik moet vergeven worden voor mijn zonden en de zonden van mijn ongeboren zoon.’
Pater Xavier ging rechtop zitten. Goeie God, deze man was knettergek. Wat een afsluiting van de dag. ‘Ga door.’
‘Ik ben een geleerde, vader, een levenskenner, onderlegd in liefde en dood, de twee kanten van een medaille waarbij de ene niet kan bestaan zonder de andere. Ik tracht mijn volgelingen te helpen de staat van perfectie te bereiken. Volmaakte schoonheid en pure goedheid. Ik ben de waarheid. Ik ben hun verlossing. Ik ben de zon, essentieel voor de schepping en het voortbestaan van hun leven op aarde. Ik ben de aartsengel, binnengedrongen in hun stoffelijke lichamen om hun ziel naar mijn stralende licht te gidsen, waar zij en ik, samen als één, de opperste staat van gelukzaligheid kunnen bereiken.’
‘Ik begrijp je niet, mijn zoon. Misschien moet je eens praten met –’
‘Nee!’ brulde de stem vanachter het rooster. ‘Ik spreek tot u, tot onze God. Hij weet dat wat ik zeg waar is, en Hij heeft me verteld dat ik de waarheid achter het licht ben. Daarom heb ik hen gedood. Om Hem te sparen die het licht is.’
‘Hen gedood? Wie heb je gedood?’ Pater Xavier voelde een zweetdruppeltje over zijn slaap rollen en veegde het geërgerd weg.
Plotseling werd de stem rationeel, berekenend. ‘Dit valt onder het biechtgeheim, vader. Ik vertrouw erop dat ik u er niet aan hoef te herinneren dat u niet naar de politie kunt stappen om ze te vertellen wat ik hier heb gezegd.’
Pater Xavier leunde achterover tegen de wand van de biechtstoel. Hij had verhalen gehoord over moordenaars die te biecht gingen, waarmee ze hun biechtvaders in zo’n netelige positie brachten dat er geen andere uitweg was dan tegen de klippen op te bidden. Daar gingen zijn plannen voor een rustig avondje. ‘Ga door, mijn zoon.’
‘Dank u, vader. Ik heb hen bestudeerd, ziet u, terwijl ze door hun armzalige ballingschap dolen, op zoek naar die ene, de ene die mijn stelling zal begrijpen en zonder morren zal omarmen. Elke die ik geschikt acht, stel ik op de proef door hun beeldschone hoofden het licht te laten zien. Ik ga in op wat ze zeggen, waarbij ik voortdurend probeer hen te helpen focussen op het licht. Mijn volgelingen fladderen mijn leven binnen, reikhalzend uitziend naar een van mijn lessen – om zich te laven aan de grootsheid van mijn woorden, om houvast te zoeken in mijn uitspraken, iets waardoor ze de rest van de dag hun oninteressante bestaan aankunnen.
‘Uiteindelijk vond ik het perfecte werktuig voor mijn missie, een die mij mijn vleugels heeft laten uitslaan, mijn ziel de hare heeft laten binnendringen. Zij draagt Hem, vader. Onze verlossing bevindt zich in de baarmoeder van een vrouw hier vlakbij. Ik vrees dat ik me in haar verloren heb – ondanks mijn bedoelingen. Ook ik ben niet immuun voor de zonde van de vleselijke lusten. Het is een ware bewustwording geweest van het kleingeestige in mij. De anderen waren noodzakelijk. Ik moest mijn kansen spreiden, als het ware. Als er meer dan één zwanger raakte, vergrootte het alleen maar mijn kans om Hem te verwekken.’
Het duizelde Pater Xavier. Waar had deze man het in godsnaam over? Hij leed duidelijk aan een of ander waanidee over de Messias. De rationele toon was weer verdwenen, hij ratelde maar door, en pater Xavier deed zijn best om de betekenis van de profetische uitspraken van de man te ontcijferen. Hij leek beslist een Godcomplex te hebben, maar wat bedoelde hij met het bezwangeren van vrouwen om de Messias te verwekken? Dacht hij werkelijk over een dergelijke gave te beschikken?
‘… en ze kregen een uiterst spirituele dood. Zij waren de katalysators, degenen die eraan voorafgingen, degenen die de profetieën vervulden. En met elk sterfgeval werd een volgende cyclus voltooid, werd een volgende stap gezet op weg naar Zijn komst.’
Hoewel hij het antwoord al wist, vroeg de priester: ‘Over welke cyclus heb je het?’
‘Houd u niet van de domme, vader. Het einde der tijden. De komst van onze Heer wordt voorafgegaan door een reeks gebeurtenissen die Zijn komst voorspellen. De winden waaien uit de vier hoeken van de aarde, de zeeën drogen op en de rivieren veranderen in bloed. De Apocalyps, vader. Ik heb de voltrekking van onze Apocalyps in gang gezet, gedaan wat nodig was om het pad te effenen voor onze zoon, zodat Hij vrij van zonden ter wereld kan komen. Zodra de profetieën zijn vervuld, zal Hij zich bekendmaken aan de wereld.’