‘Dat ga je toch niet echt doen, hè? Zo’n ding kopen.’
Ik heb een van mijn beste vrienden verteld van mijn ontmoeting met de wapenhandelaar. Hij vindt een pistool een nogal heftige uitweg. ‘Ik vind het ook veel te dramatisch,’ zegt hij.
‘Je bedoelt in de aanstellerige zin?’
‘Eh ja, eigenlijk ook wel. Waarom niet gewoon pillen, man?’
Voordat ik antwoord kan geven, zegt hij: ‘Misschien dat je net als je moeder na je tachtigste tegen dementie oploopt. Nou, dan heb je dus nog dertig jaar te gaan. Maak je niet zo druk, man.’
‘Makkelijk praten jij. Mijn overgrootmoeder had alzheimer, mijn opa, mijn oma’s, mijn oom, vier tantes. En nu mijn moeder.’
‘Maar een vroege alzheimer, zoals in die film, dat is toch totaal niet aan de orde? Je hebt ze allemaal nog op een rijtje, man.’
‘Ik heb soms twijfels,’ zeg ik.
‘Dat is angst. Iets waar jij het vaak over hebt: irreële angst.’
‘Zeg je het me als het ooit zover is? Dat meen ik. Als je gaat twijfelen aan mijn geheugen moet je het zeggen. Beloofd?’
‘Jahaaaa,’ zegt hij. ‘Tegen die tijd laat ik je een gun kopen. Is wel strafbaar, hè. Illegaal wapenbezit. Trouwens. Waarom zoveel betalen? Ik heb gehoord dat je in San Marino voor driehonderd euro een klein kaliber gun koopt. En in het voormalige Oostblok verkopen ze wapens per kilo.’
‘Wat een Nederlandse opmerking,’ zeg ik. ‘Alsof dat er toe doet. Duizend euro of driehonderd euro. Het is je laatste uitgave.’
Mijn vriend zegt: ‘Gewoon pillen doen, man. Ik heb tegen die tijd vast ook een medicijnkast vol. Ik spaar graag voor je mee.’