Ma zit op bed. Ze kan er niet over uit. Ontzet zegt ze: ‘Mijn handen.’ Ze staart ernaar of ze niet van haar zijn. Dat doet ze vaak.
‘Zo oud,’ zegt ze. En: ‘Lelijk.’
De transparante huid verraadt meanderende aderen en breekbare botjes. Maar ik vind ze mooi, die handen. Omdat ze van mijn moeder zijn.
Ik pak haar benige handen en zeg: ‘Ze hebben geleefd, ma. Beetje respect voor je handen, hoor. Ze zijn pas jarig geweest. Ze zijn al zesentachtig jaar.’
Iets van een lachje.
Nu zou ik willen dat ma mij opbeurde, geruststelde, zoals ze dat vroeger kon. Het zit zo: hoe geweldig the final cut van de SF-klassieker Blade Runner ook was gisteren, ik blijf maar denken aan actrice Julianne Moore die mij in Still Alice als alzheimerpatiënt Alice Howland de stuipen op het lijf heeft gejaagd. Het is al drie weken geleden dat ik die film zag en ik krijg haar noodlot niet uit mijn kop. Ter verstrooiing, ter afleiding, lees ik nu Alles wat is van James Salter. Een geweldig boek, maar wat me dwarszit: soms moet ik een paar bladzijden terugslaan. Een naam zegt me ineens niks. Wie was dat ook al weer? Ik ben sinds Still Alice bang voor het grote vergeten.
Is Still Alice voor mij wat de theatervoorstelling U bent mijn moeder in 1982 voor ma was?
Het is theatergeschiedenis. In die legendarische solovoorstelling speelde Joop Admiraal zichzelf én zijn demente moeder. Ma, destijds even oud als ik nu, begon vaak over Admiraals glansrol. Ze bezocht het theater met pa maandelijks, decennialang, maar dit was het allermooiste wat mijn moeder had gezien.
Het zal er ook mee te maken hebben gehad dat ma toen al stevig met dementie te maken had. Nadat haar vader aan de gevolgen van die ziekte was overleden, zorgde ze een paar keer per week voor haar dementerende schoonmoeder (mijn oma) in bejaardenhuis Atrium aan de Karel Doormanstraat. Ze wist toen nog niet dat tien jaar later haar zussen een voor een aan de beurt zouden komen.
Mijn eerste heftige confrontatie met dementie is oma Borst geweest die aan de deurklink begon te rammelen wanneer je na een bezoek over de gang weer naar de lift liep. Ze wilde eruit, maar de deur zat van buiten op slot. Dat moest, we verrichtten die handeling zelf, want oma Borst was een keer weggelopen en verdwaald geraakt. Ik herinner me het uitzicht vanuit haar laatste kamer op het hofje waar in die jaren Rotterdamse heroïneprostituees hun klanten afwerkten.
Oma’s handen zie ik niet voor me. Waren ze net zo verweerd als die van ma nu?
‘Morgen lakt Karina je nagels weer, ma,’ zeg ik.
Ze knikt. En zegt iets. Ik geloof dat ze zegt dat haar schoondochter dan de nagels van de andere bewoonsters van haar groep ook kan doen. Maar zeker weten doe ik dat niet. Ma verstaat mij beter dan ik haar.