Mijn vader ging vervroegd met pensioen. Dat kon nog in de jaren tachtig. Mijn ouders hebben er samen drieëntwintig jaar van kunnen genieten. Er kwamen drie kleinkinderen, Debbie, Tessa en Charlie. Mijn moeder las, breide en kookte. En ze zorgde geweldig voor haar oudere zussen. An, Gré, Jos en Leny, ze werden een voor een rond hun vijfentachtigste dement, net als hun broer Piet die in Denemarken woonde.
Mijn vader haalde ma’s zussen op zondagmiddag op uit het verpleeghuis. Afwezig zaten ze naast mijn moeder op de bank. Ma sloeg een fotoalbum open. ‘Weet je nog, An?’ Als haar zussen weer weg waren, verzuchtte mijn moeder: ‘Als dat mijn lot maar niet wordt.’
Helaas, ze had een voorzienige blik. Bijna vijf jaar na de dood van mijn vader constateerde een geriater bij haar ‘een dementiële ontwikkeling van het type alzheimer’.
Samen met de mensen van de thuiszorg proberen mijn broer en ik ma zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen.