Zodra ik de auto uitstap, kijk ik omhoog. Nee, gelukkig, deze keer staat ze er niet. De laatste twee weken wacht ma voor het raam. Omdat ze niet meer onthoudt wanneer we op bezoek komen, vermoed ik dat ze daar heel vaak staat. Annie, de buurvrouw die een oogje in het zeil houdt, heeft me het gisteren bevestigd. Ma staat inderdaad veel voor het raam.
Zo zachtjes mogelijk open ik de voordeur. In het gangetje blijf ik even luisteren. Het is stil in huis.
Zodra ik de kamerdeur open, geeft Tijger me kopjes en miauwt. Ik kijk opzij, ma ligt op de zwartleren bank onder een dekentje. Ik kniel neer bij de kat. ‘Sssst. Vrouwtje slaapt.’
Ik wil het beestje kattenbrokjes geven, maar die liggen niet in de rechterkeukenla zoals gewoonlijk. Toch kunnen ze niet op zijn, vorige week heb ik bij de Plus drie doosjes gekocht.
De brokjes blijken ook niet tussen de grotemensenkoekjes te staan, waar ik ze eerder eens aantrof. Daar vind ik wel, heel raar, een doosje medicijnen met antistollingspillen. Het witte doosje leg ik gauw op de juiste plek, in de beautycase waarvan de mensen van de zorg de code weten – en ma niet.
Twee maanden geleden zijn we noodgedwongen overgestapt op de zogenaamde Baxterrol. Voor mensen die veel medicijnen hebben of het overzicht kwijtraken, stopt de apotheek de medicijnen per innamemoment bij elkaar in zakjes. De mensen van de thuiszorg geven ma sindsdien de pillen. Een gevoelige zaak. Ma vond het belachelijk (‘ik ben niet achterlijk’), maar de realiteit was dat ze met enige regelmaat vergat medicijnen in te nemen. Dat had gevolgen voor haar gezondheid. Sinds de Baxterrol zijn intrede heeft gedaan, gaat het goed. Een geweldige uitvinding, dat zal elke mantelzorger beamen.
Terwijl ma ligt te slapen, haal ik twee bakjes met eten uit mijn tas en zet ze in de koelkast met een briefje erbij: ‘Eten voor vanavond!’ Ik hou niet van uitroeptekens, maar wie weet helpt het. Vaker dan ons lief is, staat het eten er de volgende dag nog. Daarna maak ik de kattenbak schoon, leeg de pedaalemmer en doe een afwasje.
Met de theedoek over mijn schouder ga ik op de punt van de zwartleren bank zitten. Ik aai mijn moeder over haar wang.
Ze opent haar ogen. ‘Hé,’ zegt ze.
‘Hoe is ’t, ma?’
‘Ik ben zo moe.’
‘Bakkie koffie? Knap je van op.’
‘Goed,’ zegt ze. ‘Neem jij ook?’
‘Ja, gezellig ma.’
Ik vraag ook vandaag naar vroeger. Vroeger is een soort laxeermiddel. ‘Was het nou de Eerste of de Tweede Wandeloorddwarsstraat, ma?’ En dan begint ma te vertellen. Vloeiend gaat het niet. Ik maak soms een zin af of zeg een woord voor.
Ik vertel ook wat ik meemaak. ‘Mijn boek over Louis van Gaal wordt in het Chinees vertaald.’ Ze schiet in de lach, kan het niet geloven.
Er vallen stiltes. Dat is helemaal niet erg. Ik luister naar het tikken van de klok. Ma is in gedachten verzonken.
Na drie kwartier sta ik op. Meestal heb ik een rotgevoel als ik wegga. Nu ook. Maar het is niet daarom dat ik haar in mijn armen sluit. Ieder mens moet geknuffeld worden en zeker mijn oude moedertje.
Als ik op de galerij loop met het volle pedaalemmerzakje kijk ik om. Ze staat voor het raam en zwaait naar me.
Beneden bij de auto kijk ik omhoog. Ma staat nog steeds voor het raam en zwaait me hartstochtelijk uit.