Aan de gemeenschappelijke eettafel in de woongroep van mijn moeder doezelen drie dames en een heer. Ma ligt weer op haar kamer te slapen. Ze is net naar bed gebracht, vertelt verzorgster Martha. Ik besluit een kwartiertje te wachten voordat ik naar haar toega.
Ik raak aan de praat met Martha en haar collega Margo. Ze hebben een aangename kalme uitstraling. Margot zegt geen woord te veel, ook niet als je haar iets vraagt. Martha, een robuuste Surinaamse, is heel open.
‘Ik schaam me weleens…’ biecht ik op.
‘Waarom?’ vraagt Martha.
‘Omdat ik het niet kan, mijn moeder naar de wc brengen.’
Martha: ‘Dat geeft niks.’
Margo: ‘Dat hebben de meeste kinderen met hun ouders.’
Martha: ‘Ik had dat met mijn vader ook hoor. Die moest ik op een gegeven moment verzorgen, ja, en dan dacht ik toch: het is mijn vader.’
‘Vinden jullie het niet stinken?’
Martha: ‘Ik ruik het niet. Echt niet. Toch Margo?’
Margo schudt haar hoofd. ‘Nee hoor.’
Martha: ‘Het is hetzelfde als eh…’ Ze zoekt naar een voorbeeld.
Ik zeg: ‘Een tafel dekken of zo?’
Martha: ‘Ja, zoiets.’