We liggen nog op één oor als de telefoon gaat.
‘Je moeder,’ gokt mijn vrouw met slaperige stem.
Op de tast vind ik de telefoon. Inderdaad. Ma.
Zo vroeg bellen op zaterdag zou ze vroeger nooit hebben gedaan. Ik kom ’s avonds tot leven en eigen mij ook een deel van de nacht toe. Als het even kan slaap ik een wormgat in de dag. Ma is vergeten dat ik een uitslaper ben. Wie dementeert, verliest een hoop, ook inlevingsvermogen.
‘Wat zeg je, ma?’
Ik versta haar zachte stem niet, maar weet dat ze gaat zeggen dat ze niet mee gaat naar het verjaardagspartijtje van mijn nicht Erika in Brabant.
‘Ik voel me helemaal niet lekker. Je hoeft me straks niet op te komen halen.’
‘Ah, ma. Kom op. Misschien voel je je vanmiddag beter. We komen je pas over vijf uur oppikken, dan voel je je vast beter dan nu.’
Mijn moeder reageert snibbig. Het is en het blijft nee. De verbinding wordt verbroken.
Ma is nooit een wereldreiziger geweest. Op mijn vierde verhuisde ons gezin van Rotterdam naar Weesp. Zo hoefde mijn vader, die in Amsterdam werkte, dagelijks niet meer zo ver te rijden. Maar mijn moeder was doodongelukkig in Weesp. Binnen twee jaar was de familie Borst terug. Oost west, Rotterdam best.
Een verjaardagspartijtje in Brabant, nog geen vijftig minuten met de auto, maar mijn lieve oude moedertje beschouwt het als een voettocht naar Zuid-Spanje.
We besluiten ma te verleiden alsnog mee te gaan en rijden rond tweeën naar de Robert Kochplaats. De geriater zei tegen mijn moeder dat iemand met dementie drie dingen nodig heeft om het leven te veraangenamen: genoeg drinken, beweging én afleiding. Een verjaardagspartijtje is drie in één.
‘Ik ga niet mee!’ Het is het eerste wat ma zegt als we binnenkomen. Ach, wat ziet ze er verfomfaaid uit.
Ze zeggen wel dat wanneer je ouders dementeren de rollen omkeren: jij zorgt voortaan voor je ouders. Die vergelijking gaat mank. Een ouder weet wat goed is voor zijn kleine kind en kan het desnoods dwingen. Pakweg vijftig jaar later weet dat grote kind wat goed is voor zijn dementerende ouder, maar van dwang kan en mag geen sprake zijn. Mijn moeder is en blijft een autonome vrouw.
Zonder ma rijden we naar het verjaardagspartijtje in Brabant. Daar is het beregezellig. ‘Jammer dat je moeder er niet is,’ zegt mijn nicht Erika.