Mijn vader was een liberaal die trouw VVD stemde. D66 was mijn moeders partij. Ik vermoed dat het met Hans van Mierlo te maken had. Een charmante, beschaafde vent, een intellectuele politicus zonder extreme standpunten.
Als mijn moeder had gevoetbald, was ze nooit op de vleugels terechtgekomen. Ze zou in de as hebben gespeeld met soms een zwenking naar links.
Ma zei altijd: ‘Overal waar te voor staat is niet goed.’ En dus aten we nooit vaker dan een keer per maand een patatje (‘meer is ongezond’), barstte mijn kledingkast niet uit zijn voegen (‘vier lange broeken is meer dan genoeg’) en als ik een ‘envelopje’ After Eight wilde dan moest ik dat eerst vragen.
Mijn moeder heeft tot haar huwelijksdag gewerkt. Als ik uit school kwam, was zij altijd thuis. Ik vond dat fijn. We dronken thee uit een Wedgwood-kopje, ma vroeg hoe het in de klas was gegaan en daarna ging ik om de hoek voetballen. Tja, het ging er verdomd degelijk aan toe thuis, er waren amper spanningen, mijn ouders hadden een goed huwelijk.