Daar zitten we weer, ma in haar grijze stoel, ik op de zwartleren bank. Tijger ligt op een dekentje naast me.
‘Bakkie koffie, ma?’
‘Neem jij ook?’
Als ik op bezoek ga bij ma, kijk ik uit naar de kopjes koffie die ik ga zetten. Het is het ritueel, denk ik. De koffie zelf kan het niet zijn.
Na de aanschaf demonstreerde mijn vader het Senseo-apparaat. Water in het reservoir, op het middelste knopje drukken om het te laten koken, twee pads in het tweepersoonshoudertje stoppen, dan op het rechterknopje drukken. Ik vond de koffie niet lekker. ‘Waarom kopen jullie geen beter apparaat?’
‘Hoezo?’ Ik bespeurde verontwaardiging. Mijn ouders vonden het prima koffie.
Bij dat ouwe Senseo-apparaat moest je op een gegeven moment hard duwen op het bovenstuk. Dat ding kreeg kuren. Het apparaat begon te lekken. Pa was een halfjaar dood. Alles gaat stuk, dacht ik. Na pa ook pa’s dingen.
Mijn broer kocht een nieuw Senseo-apparaat. Hij had het bij ma geprobeerd, een apparaat dat betere koffie garandeert. Maar ma was tevreden met de Senseo Dark Roast die ze jarenlang met mijn vader had gedronken. Of het kon haar gewoon niet schelen dat er betere koffie bestond, ze zou het toch niet proeven, gewoon, omdat haar leven aan glans had verloren.
Ma is inmiddels weer een Senseo-apparaat verder. Ik ben Senseo gaan waarderen, soms zelfs de smaak. Het moet de gezelligheid zijn. Mijn moeder en ik. Banketbakkerskoekje erbij. Tijger spinnend op de bank.
‘Lekker, ma?’
Ze haalt haar schouders op.