‘Oma, ik ben onderweg,’ hoor ik kleindochter Debbie door de hoorn zeggen. ‘En ik neem een verrassing voor je mee.’
‘Nou, dan weet ik het al,’ antwoordt ma, en een stralende lach breekt als een zon door een dik wolkendek. ‘Mijn moppie komt!’
Moppie, dat is Balou, ma’s bijna eenjarige achterkleindochter. Ma zegt moppie omdat ze de naam Balou niet kan onthouden.
Omdat mijn broer Laurens er ook altijd is op vrijdagmiddag, zijn er vandaag vier generaties bijeen: Balou is van 2014, Debbie van 1987, Laurens van 1954 en ma van 1929.
We zien ma stralen zodra haar jongste nazaat is gearriveerd. Balou kruipt door de woonkamer. Ma kan haar ogen niet van haar ondernemende achterkleindochter afhouden.
‘Ach, wat een lief knulletje.’
In het begin deed Debbie haar dochter expres roze kleertjes aan als ze op bezoek ging bij ma. Ze is er een paar weken geleden maar mee gestopt. Een jongen of een meisje? Wat maakt het uit. Als het maar gezond is.
Balou gebruikt de wankele benen van haar overgrootmoeder om zich aan op te trekken. ‘Kijk uit, oma,’ zegt Debbie.
‘Het gaat prima,’ zegt ma. ‘Och, wat is mijn moppie groot geworden, ik heb je al zo lang niet gezien.’
Debbie kijkt haar vader aan. Ze komt toch echt bijna elke vrijdag met Balou op visite. Maar ook dat misverstand hoeft niet uit de weg geruimd. Het is goed zo. Té oude mensen moet je niet tegenspreken of corrigeren.
‘Wacht eens,’ zegt ma en ze maakt zich uit de voeten.
Goh, wat beweegt ma goed! Ze is nooit een stijve hark geweest, ze kan op haar vijfentachtigste nog in kleermakerszit op de bank plaatsnemen, maar buiten moet het al een jaartje echt met een rollator. Vandaag loopt ze echter alsof ze weer achtenvijftig is.
Dat fluister ik tegen mijn broer en Debbie. Ze maken zo’n gebaar van: je snapt toch wel hoe dat komt? ‘Oma vliegt voor Balou,’ fluistert Debbie.
Ma komt aanzetten met drie knuffels. Een hondje, een beertje en een egeltje. Balou kiest het egeltje. ‘Altijd het egeltje, hè,’ zegt ma.
‘Klopt,’ zegt Debbie, ‘Balou wil bij oma altijd met het egeltje spelen.’
Eigenaardig, denk ik: dat heeft ma dan weer wél onthouden.
Even later zitten we aan de ronde eettafel. Debbie heeft het boek gepakt waaruit ma ons vroeger voorlas. Het Boek voor de Jeugd. Debbie leest de gedichtjes hardop voor, ook haar eigen favoriet van Marie Boddaert, ‘Kindersproke’. Ma las het boek ook altijd voor aan kleine Debbie.
Ma’s lippen bewegen mee en als Debbie bewust stilhoudt, ja hoor, dan maakt ma het af, als een klein, klein kleutertje. Foutloos en blij.
Dan kraait Balou. Ma schiet weer in de lach. ‘Hoor nou toch.’