Of het nou om literatuur ging, om mode, om kunst of om meubels, ma had een goede, verfijnde smaak. Het straatschoffie daarentegen is niet ma’s beste keus geweest. Ik heb geen belangstelling voor het beeld, maar ik merk toch dat ik het niet over mijn hart kan verkrijgen om de Italiaanse variant van Kruimeltje bij de door ons gesorteerde rommelmarktspullen te zetten.
Ik was erbij toen ma het beeld kreeg. Ik vierde met mijn ouders vakantie in Cattolica, een toeristisch stadje aan de oostkust van Italië. Mijn moeder was tijdens de namiddagwandelingen steeds langs een etalage gewandeld waar Kruimeltje brutaal met een peuk in zijn smoelwerk naar haar stond te lonken. Ik, net dertien, moedigde mijn vader aan het beeld te kopen. Dat aandringen was niet nodig. Als mijn moeder iets moois vond dan trok pa zijn portemonnee. Waarbij aangetekend moet worden dat mijn moeder geen golddigger was, noch een gat in haar hand had.
Vandaag zijn mijn broer, mijn schoonzus, mijn vrouw en ik op de Robert Kochplaats aan het eh… tja, hoe noem je dit? Opruimen klinkt zo oneerbiedig, al moet er absoluut een deel van ma’s inboedel weg. Kinderen kunnen niet alle spullen van hun ouders overnemen. Maar jezus, wat maken pa en ma het ons moeilijk. Ze hadden mooie spullen.
We verdelen de boel. Ik de boeken, mijn broer en mijn schoonzus de meubels. Zij verhuizen binnenkort naar de Achterhoek en er is daar heel veel ruimte te vullen. Met ma’s meubels, een mix van antiek, design en klassiek, kunnen ze daar voor de dag komen.
Ma’s pronkstuk, de negentiende-eeuwse What-not, gaat naar mijn broer; ma’s lievelingsbeeldje van een danseres met een verweerd ivoren gezichtje naar mijn vrouw, die er altijd al verliefd op is geweest. Ruzie krijgen we niet. Verdelen is gunnen.
Daar staan we dan. We zijn geen mantelzorgers meer maar opruimers. Er gelden vier categorieën.
D: Spullen die materieel en sentimenteel geen enkele waarde hebben gaan in een vuilniszak.
C: Rommelmarktspullen: vertegenwoordigen nauwelijks waarde maar er zullen mensen zijn die dat vaasje goed kunnen gebruiken of die krantenbak mooi vinden en het willen aanschaffen voor een eurootje.
B: Spullen die (nog) een zekere waarde vertegenwoordigen, maar waarover we twijfelen of we het nodig hebben of überhaupt willen. Familie of vrienden mogen het hebben en wat overblijft, gaat naar de veiling.
A: Alles wat waardevol en/of persoonlijk is en wat een van ons wil hebben. Denk aan sieraden, meubelen, schilderijen en boeken.
We zijn bij de C-keus aanbeland.
‘Wat moet ik met je, ouwe dibbes?’ hoor ik mezelf zeggen. Hulpeloos sta ik met Kruimeltje in mijn hand. Het is een beeld met een kleine persoonlijke geschiedenis, maar ja, het is wel een kitscherig beeld.
Shit. Het sentiment gaat met me aan de haal. Ik ben nog niet eens helemaal wees en ik sta met ma’s spullen in mijn hand. Het voelt als heiligschennis. Ik denk aan ma die nu nietsvermoedend in het Verpleeghuis zit. Ze zou boos zijn als ze zag dat we aan haar spullen zaten. Toen we de afgelopen weken in haar bijzijn alvast de inboedel sorteerden, groeide haar argwaan. ‘Ik hoor jullie wel.’ En: ‘Wat doen jullie daar?’
Ik leerde een onvermoede kant van ma kennen. We gunden haar trouwe huishoudelijke hulp twee bronzen vogeltjes uit het interbellum. ‘Hoezo?’ zei ma. En de hartelijke vriendin die ons soms uit de brand hielp bij het mantelzorgen en zo lekker kookte voor ma, haar gunden we een sieraad. ‘Komt niks van in,’ zei ma bits.
En dan te bedenken dat mijn vader en moeder altijd zo vrijgevig waren. Maar meneer Alzheimer is een dominante eikel. Hij stookt de boel op in ma’s bovenkamer, gooit de boel in de war. En zo is mijn eigen moeder plotseling hebzuchtig geworden.
‘Willen jullie ’m?’ vraag ik aan mijn schoonzus. Ze monstert Kruimeltje nog eens en schudt haar hoofd. ‘Zet maar bij de rommelmarktspullen.’
Dat doe ik en het voelt als verraad.
Ik kijk naar ma’s spullen. We zijn pas halverwege.