‘Ma, je krijgt de groeten van…’ Ik maak mijn zin niet af. Hoe leg ik in vredesnaam uit wie haar zojuist bij de lift de groeten deed?
Maar ma wil antwoord. ‘Nou?’
Ik zeg: ‘Eh, de schoonvader van André Hazes. Ken je die nog?’
Hij woont al een jaar of dertig in dezelfde flat als ma. Ik heb vroeger zijn dochter, de toen jonge maar nog niet beroemde Rachel, regelmatig gedag gezegd bij de intercom, de brievenbusjes en de lift.
Ma heeft geen idee over wie ik het heb.
‘Als je de buurman ziet, herken je hem wel,’ zeg ik en meteen weet ik dat dat geen vanzelfsprekendheid meer is. De gezichten van al die vriendelijke flatbewoners verdwijnen in een dikke, onheilspellende mist. Ook André Hazes’ schoonvader is daarin opgelost, net als diens vrouw en hun dochter Rachel.
‘Ze hadden vroeger een slagerij,’ probeer ik.
‘Ik weet echt niet waar je het over hebt.’
‘Zegt André Hazes je nog wat, ma? Die volkszanger?’
Mijn moeder trekt een moeilijk gezicht.
‘Jawel, wacht even, ma.’
Op Spotify vind ik een van mijn lievelingsnummers, ‘Zij gelooft in mij’.
Ik zet het zachter. ‘Zegt het je wat?’
Want zij gelooft in mij,
Zij ziet toekomst in ons allebei…
Ma luistert. Intussen zoek ik op Google naar afbeeldingen van André, Rachel en mijn moeders buurman.
Ik hou mijn iPhone voor haar gezicht. ‘Hier, dit is André Hazes.’
‘Ik geloof dat ik hem weleens gezien heb.’
Nou, dat weet ik wel zeker. Niet alleen op tv, ook in de flat. Dat was wat. Stond je ineens met André Hazes in de lift die op bezoek ging bij zijn schoonouders.
Ik wijs opnieuw naar een fotootje op mijn telefoon. ‘Hier, dit is Rachel, ma, Rachel Hazes. Over haar gaat dit liedje.’
‘Niet zo hard alsjeblieft.’
Gehoorzaam zet ik ‘Zij gelooft in mij’ nog wat zachter.
Op Google vind ik eindelijk een foto van mijn moeders buurman.
Kribbig schudt ma haar hoofd. ‘Ik zal hem best gekend hebben, maar nu niet meer.’