Toen we merkten dat ma moeite had om haar eten goed te bereiden, namen schoondochters en vriendinnen het van haar over. In de koelkast staan tupperwarebakjes met daarop een papiertje met de dag waarop ze geacht wordt de maaltijd te nuttigen.
Maar óf de magnetron blijkt een obstakel óf ma ziet over het hoofd wat er allemaal voor haar in de koelkast staat óf ze heeft geen trek.
We hebben nu met elkaar verzonnen dat ma misschien beter ’s middags warm kan eten. Het voordeel is dat er rond lunchtijd altijd iemand van ons bij kan zijn. Wij kunnen haar die maaltijd dan zelf voorschotelen. Misschien heeft ze dan ook meer trek.
Vandaag eet ma wat mijn vrouw Karina gisteren extra kookte: gebakken aardappeltjes, draadjesvlees en snijbonen.
Tussen het nemen van een hap door praten ma en ik over snijbonen. In het kader van ‘weet je nog wel?’ hebben we lol over dat idiote snijbonenmolentje van vroeger. Ik maak er een beetje theater van.
Wat mij bijstaat: het gehannes om het snijbonenmolentje stevig aan het tafelblad te bevestigen. Het rode formica keukentafeltje was geduldig, maar de klem die het attribuut moet vastzetten, kreeg maar geen grip. Lag dat aan de vleugelmoer? Was die lam? Ma, dochter van een timmerman, schold niet, ook niet op een snijbonenmolentje. Uiteindelijk zat het onding zo goed en zo kwaad vast. Op tafel lag een bruine papieren zak met snijbonen. We konden aan het werk.
‘Heb je dat snijbonenmolentje eigenlijk nog?’
‘Nee, dat denk ik niet,’ zegt ma, die niet al te veel trek lijkt te hebben. Met haar vork rommelt ze wat op haar bord.
Ik herinner me die snijbonenmolentjesdagen. Ik stopte met mijn huiswerk om ma een handje te helpen. Gretig duwde ik een snijboon in een van de twee invoergleuven, ma vermaalde ’m. Ik zette er de vaart in. Twee tegelijk. Het roterende mes, aangedreven door de slinger, maakte gehakt van de snijbonen. Op een schone theedoek ontstond een groeiende berg groene prut. Als mijn moeders arm lam raakte, nam ik het draaien over en stopte zij de snijbonen in de gleuven.
‘Waarom deden we dat in godsnaam op die manier, ma?’
‘Nu maak ik er met een aardappelschilmesje gewoon stukjes van,’ zegt ma en ze glimlacht.
Ik herinner haar er maar niet aan dat ze al in geen maanden meer heeft gekookt.
We praten nog even verder over dat snijbonenmolentje. Zodra de snijbonen waren gemalen, hield ma het onding onder de kraan. Daarna goed afdrogen. Het mes mocht niet roesten natuurlijk. Men was zuinig, ook op een snijbonenmolentje.
O ja. Voordat de pan op tafel kwam, gooide mijn moeder er nog even een klontje boter en een snuf nootmuskaat in.
‘Ik hoef niet meer,’ zegt ze. Amper de helft heeft ze opgegeten.
‘Ga ik zo een appeltje voor je schillen.’
Dat vindt ze goed.