***

D e dromenvanger schreeuwde naar cato isaksen. alsof het een machine was. Een molen van kwaadaardigheid. In de grootste slaapkamer stonden twee stoelen met de ruggen naar elkaar toe. Tussen de stoelen was een vreemd, spinnenwebachtig ding gespannen van bruine leren banden, kralen en veren. En haar.

Aan een van de veren was een briefje vastgemaakt. "Deze dromenvanger heeft mij geleerd: waarheid, vlucht naar andere werelden, kracht, macht en overwinning. Overwinning!"

In het haar was een gekreukeld strookje papier gewikkeld, waarop stond: "Afgerukt haar, om te rouwen. Haar van slangen, als bij Medusa. De wraakgodin representeert het slechte en vernietigende aspect van de vrouwelijke kracht."

Cato Isaksen voelde hoe een koude rilling over zijn lichaam gleed ... Het slechte en vernietigende aspect van de vrouwelijke kracht?

Hij liep terug naar de kamer. De sleutel op de tafel straalde hem tegemoet. Hij had nog niet begrepen waar het haar in de dromenmachine van afkomstig was. Maar hij voelde de waanzin van deze man uit elke hoek van de spaarzaam gemeubileerde flat langzaam naar hem toe glijden. Hij dacht aan het raam waar de gek naar de meisjes had staan kijken. In het voorjaar, de zomer, de herfst en de winter. Hij vervloekte zichzelf dat hij geen nader onderzoek had ingesteld toen hij destijds de man voor het raam had ontdekt. Maar hoe had hij dat moeten doen? Hij had geen enkele aanwijzing, hij had alleen zijn intuïtie. En hij had geleerd om daar niet naar te luisteren.

Tegen een van de wanden in de kamer stond een bureau met een pc. Die stond aan. Het blauwe licht flakkerde. Papieren lagen verspreid over het bureau. Hier woonde een man die aan het werk was.

Cato Isaksen liep naar het bureau toe. Hij voelde zich opgewonden, woedend en bang tegelijkertijd.

Aan de wand boven het bureau waren vijf gele memoblaadjes geplakt. Op het eerste stond: "Lieve Ida en Therese en ..." Op het tweede: "Als ik niet zo door jullie aanblik achter het raam was geprovoceerd, hadden jullie dit spel niet hoeven spelen. En ik ook niet." Op het derde papiertje stond: "Dan had de politie minder te doen gehad. Maar ik ben te stom om jullie met rust te laten. Zo ben ik." Het vervolg stond op het vierde en vijfde papiertje: "We zijn op een tweesprong aangekomen. Daar ontmoeten we elkaar en heb ik het voor het zeggen. Ik zie jullie in de stad, in de kelder en in het bos. Mij is het om het even. Ik observeer jullie en jullie weten het niet. Maar uiteindelijk hebben jullie de eer mij te ontmoeten."

Cato Isaksen staarde weer naar het eerste gele papiertje. "Lieve Ida en Therese en ..."Van wie was de derde naam op het lijstje? Waar was hij nu?

Een stapel papieren, een half afgemaakt manuscript, lag netjes naast het toetsenbord. De titel van het half afgemaakte boek luidde Dromenvanger , een boek over het omgaan met problemen.

Cato Isaksen begon te lezen: "Ik wil dat je jezelf een nieuwe naam geeft. Daardoor zul je jezelf anders gaan zien. Het is een methode die ik over een periode van jaren heb ontwikkeld, en waarmee inmiddels goede resultaten zijn geboekt. Ik heb mezelf de naam Nul Noppes gegeven.

Ik wil bewijzen dat de wereld wat menselijkheid betreft niet vooruitgaat. En dat we moeten leren met onszelf te leven zoals we zijn.

Een paar jaar geleden begon men met de opgraving van een kleine piramide vlak bij Pakals. Men vond er het skelet van een vrouw. Ze had meer dan tien kleitabletten bij zich in het graf. De tabletten vertelden dat ze veel kinderen had, maar een slechte moeder was geweest."

Hl] voelde geen medelijden met haar. Hij genoot ervan zo dicht bij haar te zijn. Ze lag onder hem en vocht om los te komen. "Je verwoest haar", siste hij. "Je bent net als die andere twee. Jullie zien niet hoe jullie zijn. Zien de dromen in haar niet. Laten haar niet met rust. Ze is meer waard dan jullie alle drie bij elkaar."

"Dit is", dacht hij terwijl hij de signalen liet komen, "de werkelijkheid." Hij voelde geen medelijden met haar. Het was noodzakelijk dat ze stierf. Hij wilde een haarlok in zijn dromenvanger vastmaken. Dat was zijn manier om haar een soort laatste verachting te tonen. Dat was eigenlijk meer dan ze kon verlangen.

(>ato Isaksen hield de dromenvanger in zijn handen. Er ging een schok door zijn lichaam. Het werd hem plotseling duidelijk dat het haar dat aan het leren spinnenweb was vastgemaakt, van de meisjes was. Helemaal onderaan waren de haarwortels bedekt met opgedroogd bloed.

Hij voelde hoe de woede en de angst vochten om bij zijn hersenen te komen. De verwarring was compleet. De ontdekking van de macabere dromenvanger en de papieren waar hij zojuist in had zitten bladeren, gaf hem een wanhopig gevoel. Hij wist niet waar hij moest beginnen. Hij was niet snel genoeg voor de tijd die hij had. Hij belde Randi Johansen op haar mobiele telefoon.

"We hebben haar nog niet gevonden", zei ze. "Asle rent nu naar de fabriek. Ik ga erachteraan. En Ivar Hansen, hij..."

"Vergeet Ivar Hansen", riep Cato Isaksen en vroeg haar om Vidar Edland te waarschuwen. "Vraag of hij onmiddellijk naar Hanne Marie Skage gaat."

"Maar..."

"Onmiddellijk", brulde hij.

Hij belde Roger Hoibakk op zijn mobiele telefoon. "Groot alarm", riep hij."Rijd direct naar Asker. Vraag niets", zei hij, nog voor Roger hem kon onderbreken. "Je krijgt nader bericht. Hij is nu bezig. Op dit moment. Maar ik weet verdomme niet waar hij is. Of wie zijn volgende slachtoffer wordt."

In de verwarring liet hij zijn mobiele telefoon op de vloer vallen. Hij bukte zich om hem weer op te pakken, terwijl hij tegelijkertijd in zijn zakken zocht naar het briefje met het telefoonnummer van Vennskaben. Hij vond het, maar liet ook dat vallen. Het papiertje dwarrelde langzaam door de lucht, als een wit veertje. Hij ving het op voor het op

de vloer terechtkwam. Hij vermande zich even voor hij het nummer intoetste en wachtte.

Hij hoopte van ganser harte dat de moordenaar op de bijeenkomst was. Want hij wist niet dat hij was ontdekt.

De telefoon ging over. Bleef maar overgaan. Het ene moment vloekte hij, het andere moment stond hij te trillen op zijn benen. Uiteindelijk nam iemand de telefoon op.

Een heldere stem zong door de lijn. Hij herkende de stem van de kleine indiaanse vrouw meteen.

"Hallo", zei ze vriendelijk.

"Luister", zei hij en vergat zijn naam te noemen. "Uw man, is hij al op de bijeenkomst gekomen?"

"Met wie spreek ik?"

"Ja, neem me niet kwalijk, ik ben het weer, Cato Isaksen van de politie."

"O", zei Nita Wangberg verwonderd. "Sven is er nog niet. Het is ook niet zeker dat hij komt", zei ze. "Het kan zijn dat hij een spoedgeval heeft. Of dat hij met zijn boek aan het werk is."

"Welk boek?"

"Hij is bezig met een boek over eetstoornissen en zijn ideeën over een nieuwe behandelmethode", zei ze.

"Waar wonen jullie?" vroeg Cato Isaksen luid.

"Waar gaat dit over?" Haar stem klonk ongeduldig en een beetje geïrriteerd.

"Waar wonen jullie?" brulde Cato Isaksen.

"Waar wij wonen? In Hvalstad", zei ze. "Hoezo?"

"Niet in Hagalokka?"

"O, u denkt aan de flat. Sven huurt die om rustig aan zijn boek te kunnen werken. Hij is ook vaak thuis", ging ze verder, "maar op dit moment woont hij twee of drie dagen in de week daarginds. Om rustig te kunnen schrijven. U weet, met kinderen, dan..."

zi jn hand deed haar aan een hamer denken. de vormgegeven masculiene kracht; een attribuut voor de god van de donder. De hamer slaat en breekt kapot. Een T-kruis, een teken van Prah, de wreker en de vernietiger. Neem zijn gezicht weg en je ziet een masker. Neem zijn masker weg en je ziet een gezicht.

Berit Geber kreunde. "Alsjeblieft", riep ze, terwijl ze probeerde zichzelf te beschermen. "Waarom...?"

"Omdat je haar vernietigt", riep hij. Als je jaagt, moet je onzichtbaar zijn. Maar als je je buit hebt gevangen, hoeft het niet meer, dan kun je weer tevoorschijn komen.

Alles werd haar duidelijk. De waarheid gaf de echte pijn een kans. Hij was de moordenaar van haar dochter. Haar leven lag verborgen in dat van haar dochters, maar ze had het nog niet kunnen vinden. Toen ze Thereses lijk zag, wist ze dat ze niet in het eeuwige leven geloofde. Er vond een verandering in haar plaats. Ze had aan zichzelf gewerkt, en ze was niet langer bang voor de verandering. Ze staarde omhoog naar het gezicht van de waanzinnige man. Zijn ogen waren donker als zwarte zeeën. Ze herinnerde zich een bijbelcitaat: "De lamp van het lichaam is het oog."

Hij sloeg haar hard op haar wang. "Maar de man in de tuin?" Ze kreunde. "Die je hebt gezien?"

"Er was verdomme geen man in de tuin. Dat was ik. Ik stond achter de boom toen je me belde." Een harde glimlach kwam tevoorschijn op zijn lippen. "Je bent zo dom als... ik weet niet wat."

"Ik begrijp het niet. Heb je de politie dan niet gebeld?"

Sven Wangberg lachte. Toen werd hij weer ernstig.

"Houd je mond. Je hebt genoeg kapotgemaakt. Haar geplaagd en vernederd..."

"Nee! Ik..."

De psychiater deed hetzelfde als met de andere twee. Hij legde zijn handen rond haar hals en kneep.