***

Tweede kerstdag hoorde Cato Isaksen dat zijn moeder op kerstavond bij Sigrid en Hamza was geweest. Sigrid belde hem om het te vertellen. Cato Isaksen stond op en draaide zijn rug naar Asle Tengs toe. Hij was woedend. Hij vond hen brutaal.

"Maar ze vond het gezellig", zei Sigrid verdrietig, verrast door de heftige reactie van haar ex-man.

"Hamza is moslim, hij viert geen kerst", zei hij luid in de hoorn.

"Toch wel", zei ze. "Hij doet het voor Georg. Het was zijn idee om Gyda op te halen. Hij vindt het zielig dat ze zo vaak alleen zit. Ik dacht dat je blij zou zijn. Zo hoef jij je niet zoveel om haar te bekommeren", zei ze.

Ingeborg Myklebust was teleurgesteld dat er geen vooruitgang in de zaak zat. "Jullie hebben toch wel iets kunnen vaststellen", zei ze en keek Cato Isaksen aan alsof hij een schoolkind was.

"Ik krijg bijna zin om zelf mijn handen uit de mouwen te steken", zei ze terwijl ze demonstratief de mouwen van haar donkergroene trui opstroopte. "Hoe zit het met Carlos De Silva en die poging tot verkrachting?"

Cato Isaksen, die net naar de kantine was gegaan en een beker koffie uit de automaat had gehaald, keek haar nijdig aan. "Hij zegt dat het onzin is. Tanja wil er niet over praten. Met geen woord." Hij trok zijn schouders op. "In hoeverre denk jij dat het relevant is voor deze zaak? Carlos De Silva heeft een alibi voor de eerste moord. Toen zat hij in Spanje."

Ingeborg Myklebust zuchtte diep.

"En hoe zit het met Ivar Hansen, de broer van Carlos..."

"Die in het Blakstad-ziekenhuis is opgenomen?" onderbrak Randi haar.

Cato Isaksen knikte. "Ze hebben zijn alibi onderzocht en ... tja, ze konden niet bevestigen dat hij op het tijdstip dat Therese Geber werd vermoord was weggelopen, maar ze zeiden dat ze het ook niet konden uitsluiten."

"Hebben ze daarginds hun zaakjes niet in orde?" vroeg Ingeborg Myklebust geërgerd.

"Ze hebben veel tijdelijke krachten en zo", zei Cato Isaksen. "Maar ze zeiden voor tachtig procent zeker te zijn dat hij daar was."

Asle Tengs vertelde dat de vrouw van het gezin waar Ida Henriksen had opgepast, had opgebeld. "Het speet haar erg dat ze Ida had beschuldigd van het stelen van een glazen vaas. Ze hadden ontdekt dat de middelste zoon die had gebroken en de scherven ergens in de kelder had verstopt."

Ingeborg Myklebust keek nog teleurgestelder.

"Ik heb wat dingen opgeschreven", vervolgde Asle Tengs. "Losse gedachten en ideeën."

"Het is belangrijk dat we alles wat maar mogelijk is in ogenschouw nemen", zei Ingeborg Myklebust lovend.

Cato Isaksen voelde de moedeloosheid door zijn lichaam stromen. De deur ging open en Roger Hoibakk kwam de kamer binnenslenteren. Hij haalde vlug de kam door zijn haar, stopte hem in zijn zak, zei goedendag en ging zitten.

"Ik zal wel weer de koffie halen", zei Randi Johansen terwijl ze opstond.

"Nee", zei Ingeborg Myklebust luid. "Dat kan Roger wel doen."

"Ik?" Roger keek haar grijnzend aan. Toen stond hij op en slenterde de kamer weer uit.

Cato Isaksen was zich er maar al te goed van bewust dat hij het algemene rapport had moeten schrijven en verspreiden. Het was dat Tengs een prima vent was, anders was hij kwaad op hem geworden. Nu nam hij het zich ter harte dat hij tekortgeschoten was.

De aantekeningen verschilden niet veel van de rapporten die hij zelf had geschreven. Het was een moedeloos groepje dat rond de tafel zat. Cato Isaksen verzamelde zijn papieren en legde ze in zijn map. Hij stond op om weg te gaan. Een geluid buiten de deur maakte dat hij zich weer omdraaide. Maar het geluid verdween weer. De deur ging open en Roger Hoibakk kwam de kamer binnen, balancerend met een blad met koffiebekers.

De sneeuwrand leek op een gordijnruche. Ivar Hansen trok zijn gewatteerde jack dichter om zich heen en schopte voorzichtig met zijn voet tegen de sneeuw. Het was koud. Zwarte papierresten en een paar stokjes van vuurpijlen lagen her en der over de speelplaats verspreid. Het was zondag 3 januari. Hij stond voor het hoge flatgebouw. Het was helemaal stil, alsof de wereld nog niet had begrepen dat het nieuwe jaar echt was begonnen.

Een paar schreeuwende kinderen sleeden op de kleine helling.

Ivar Hansen was boven geweest en had bij de meisjes aangebeld, maar niemand had de deur opengedaan. De deur was één grote afwijzende stilte. Hij legde zijn oor ertegenaan en luisterde. Hij dacht dat Tanja er misschien alleen zou wonen.

Hij was vanaf Blakstad komen lopen. Het lukte hem bijna altijd ze voor de gek te houden. Hij deed alsof hij er niets van begreep, maar was de hele tijd minder dom dan ze dachten. Ze konden hem niet continu in de gaten houden, want hij was niet gevaarlijk.

Het was koud buiten. De schaduwen hadden als blauwe vingers in het bos gelegen. Hij was bij zijn moeder geweest. Maar ze wilde niet met hem praten. Ze wilde de deur niet eens opendoen. Ze had door het raam naar hem geroepen. "Ga maar weer terug naar de inrichting."

Maar hij wilde nog niet terug. Hij was verder gelopen over de Roy kenvei, over de brug en langs de flatgebouwen in Borgen, langs de gesloten speelplaats van de crèche. Over het voetpad naar beneden en weer naar boven naar Hagalokka. Het was een eind lopen. Maar hij hield van wandelen. Nu was hij moe. Hij had ook honger.

Hij voelde de woede in zich opkomen. Niemand wilde met hem praten.

Hij had het op zijn kamer niet meer uitgehouden. Hij had de kerstdagen gebruikt om zich voor te bereiden. Hij had over zijn eigen situatie gelezen. Hij had de ene na de andere definitie doorgenomen. Er

waren vele manieren om een toestand te beschrijven. Hij hield ervan om de mensen die hem behandelden te manipuleren. Ze begrepen vaak niet hoe hij een dergelijk inzicht kon hebben. Hij showde zijn kennis, hield ervan om hen over de gedachten rond zijn ego te vertellen. Over hoe of waarom hij was geworden zoals hij was. De ene psychiater noemde hem gehaaid, de andere wilde hem niet meer behandelen. Hij glimlachte voor zich uit. Het waren allemaal idioten.

Waarom deed Tanja de deur niet open?

Hij legde zijn hoofd in zijn nek en schreeuwde naar het balkon en het raam. Hij schreeuwde dat hij met haar wilde praten.

Hij draaide zich om en keek naar de ramen van Frank. De huismeester was een soort vriend. Hij kende Carlos. Ivar was met Carlos bij hem op bezoek geweest. Hij mocht Frank wel. Ivar zou later zelf wel huismeester willen worden. Dat was een baan die hij aan zou kunnen. Hij was zo sterk als een beer. Hij zou spullen naar boven kunnen dragen, oude dames helpen, sneeuwruimen en lampen verwisselen. Het was een baantje dat elke idioot aan zou kunnen.

Tanja had hem een keer gekust. Niet op zijn mond, op zijn wang. Hij had geprobeerd te draaien, zodat ze hem op zijn mond zou kussen, maar toen had ze gelachen. En hij had gelachen, en de anderen hadden gelachen. Maar ze wilde hem niet op zijn mond kussen.

Hij schopte nog een paar keer geïrriteerd tegen de sneeuwrand en keek naar boven naar het raam. Tanja's slaapkamerraam. Hij werd rood vanbinnen als hij aan haar dacht. Maar even later werd het weer zwart.

Hij keek naar de kinderen die op de speelplaats speelden. Een jongen en een meisje. Ze waren klein. Hij hield niet van kleine kinderen. Je wist nooit wat je aan ze had. Soms had hij het gevoel dat ze sterker waren dan hij. Als er iets was wat hem provoceerde, dan was het wel het gevoel dat hij minderwaardig was. Dat wist hij. De therapeut had gezegd dat hij dergelijke situaties moest proberen te vermijden. En dat deed hij ook. Maar soms was het niet mogelijk. Soms gebeurden dingen gewoon in een bepaalde volgorde. Je kon niet alles in je leven onder controle hebben.

^/laandag 4 januari kwam karen geber op de afgesproken tijd op het politiebureau. Ze had eigenlijk eerder zullen komen, maar had het te druk gehad met de kerstproefwerken op school. Ze kwam samen met haar vader, die in de zithoek op de gang moest blijven wachten. "U moet het me niet kwalijk nemen", zei Cato Isaksen, "maar we willen graag met haar alleen praten."

"Ja, ja", bromde Rolf Geber, "ik begrijp het." Maar uit zijn hele houding bleek dat hij het niet leuk vond.

Karen Geber was zestien jaar. Je kon zien dat ze een zusje was van Therese en Tanja, maar ze leek het meest op Tanja, hoewel ze iets steviger was gebouwd. Ze had een mooi klassiek uiterlijk en was een beetje stij f jes gekleed in een blauwe broek en een mooi ski-jack.

"Misschien is dat hier te warm", zei Cato Isaksen, naar haar jack knikkend.

Karen Geber trok de ritssluiting naar beneden.

"Wil je iets drinken?" vroeg de politieman terwijl hij naar Randi knikte die stilletjes de kamer binnenkwam.

"Nee, dank u wel", zei Karen Geber zacht.

"Ik hoop dat je begrijpt dat dit louter een formaliteit is", zei Cato Isaksen geruststellend. /

Het meisje op de stoel schraapte met haar voet over de vloer. "Ja", zei ze.

"We begrijpen goed dat het moeilijk voor je is", zei Randi Johansen, "na alles wat er is gebeurd."

Karen Geber begon zachtjes te huilen.

Randi scheurde een stuk van de keukenrol die in de bovenste lade van het bureau lag en reikte haar dat aan.

"Gaat het goed met je?" begon Cato Isaksen voorzichtig.

Karen Geber keek snel naar hem op. "Ik begrijp niet wat jullie willen dat ik zal zeggen", zei ze. "Ik weet niets."

"Dat verwachten we ook niet."