***

Nul Noppes stond voor het raam naar het lagergelegen flat- gebouw te staren. Hij was ervan overtuigd dat ze door hem was opgestaan. Het was drie uur s nachts. Het was meer dan een uur geleden dat hij zich over haar heen had gebogen. Hij had haar trekken aanschouwd en haar adem als een zwakke, vrolijke wind tegen zijn oor gevoeld.

Hij stak zijn hand in zijn zak en voelde aan de koude sleutel. Ze had nu pas gereageerd. Hij kende het fenomeen. Dat het een tijdje duurde voordat gebeurtenissen zich in de ziel van mensen nestelden. Voor de zintuigen zich aan elkaar koppelden en reageerden.

Ze had de gordijnen weggetrokken en hem recht aangekeken. Het witte licht van de buitenlamp zorgde ervoor dat hij haar bleke gezicht kon onderscheiden. Hij wist dat ze hem zag. Hij bleef heel stil staan, bewoog niet, wachtte tot ze zou verdwijnen. Na een tijdje verdween ze ook, de flat in. Hij bleef een paar minuten staan voordat hij zich terugtrok, de kamer uit liep en de deur achter zich dichtdeed.

Hij had dat extatische, donkere gevoel in zijn lichaam. Hij ging op zijn knieën voor de televisie zitten en stopte een videofilm in de speler. Hij haalde een biertje en nestelde zich op de versleten bank. Hij wist dat hij toch niet zou kunnen slapen.

Hij had een keer een film over een gluurder gezien, zo was het allemaal begonnen. Die film had hem behoorlijk opgewonden. Hij had zoveel herkend. Er lag een groot verdriet in. Hij was pienter genoeg om zichzelf te analyseren. Hij besloot om zijn duistere keerzijde een kans te geven. Dacht dat hij die zo in de hand kon houden. Maar nu voelde hij zich alleen maar triest. Juist nu was zijn leven niets waard.

Hij was woedend over wat hij in de kranten had gelezen. Hij had niets met het verdwenen meisje te maken. Hij hield zich niet bezig met kinderen. Het irriteerde hem mateloos dat de journalisten de verschillende zaken met elkaar in verband brachten. Of was het mis

schien de politie die dat deed? Hij wist alleen dat hij er niets mee te maken had.

Hij drukte op de knop en de videoband begon te snorren in het apparaat. Zwarte vlinders fladderden hem tegemoet. Smalle vrouwenhanden en diepe monden kwamen tot leven door het beeld dat hij zag. De kathedraal van onbehagen lachte naar hem. Hij zat in de donkere kamer. En zijn ogen werden gevuld door het heldere licht van het beeldscherm.