***

Ida Henriksen voelde in al haar vezels dat er iets niet in orde was in de kelder. Ze had haar fiets over het donkere voetpad met zich mee geduwd. Op het moment dat ze de kelder binnenkwam, bleef ze staan luisteren. Ze hoorde alleen het lege, korte klikje van de lichtschakelaar. Iemand had de lamp weer losgedraaid. Dat gebeurde de laatste tijd vaker. Ze vroeg zich af wie er lol in had om de lamp steeds weer los te draaien. Ze verdacht een jongetje van een jaar of tien op de tweede verdieping. Ze wachtte een tijdje, maar schudde toen de onrust van zich af en duwde haar fiets doelbewust de duisternis in. Ze was kwaad op zichzelf. Dit was gewoon onzin.

Ze zocht haar weg door met een hand langs de deuren van de kelderboxen te voelen. Plotseling schrok ze. Iets zachts raakte haar huid. Maar het was alleen maar een handschoen die iemand had opgehangen aan een van de hangsloten. Ze strompelde verder en vond eindelijk het hangslot. Ze zette haar fiets tegen de deur van de kelderbox, stak haar hand in haar zak, vond het kleine sleuteltje, stak het in het slot en opende de deur. Ze duwde de fiets naar binnen en zette hem op de gewone plek. De deur gleed langzaam achter haar dicht. Het kraakte in de hengsels. De zachte klap joeg een echo door haar lichaam. Het hart klopte in haar keel.

Ze was nooit bang geweest, maar na de dood van Therese was ze veranderd. Nu voelde ze plotseling de tranen opkomen. Ze moest zichzelf vermannen. In feite hield ze er niet van om haar fiets in de kelder te zetten. Maar ze had geen alternatief. Als ze hem op slot zou zetten in het fietsenrek buiten, dan liep ze het risico dat de volgende morgen alleen het wiel er nog zou staan. Ze zou hem mee naar boven kunnen nemen in de flat. Maar wie wilde er nu een smerige fiets binnen hebben. Bovendien was de lift zo klein, dat ze hem rechtop zou moeten zetten om hem erin te krijgen.

Een onverwacht, vreemd geluid deed haar verstijven. Het geluid was heel zacht en anders. Eigenlijk was het niet meer dan een gevoel. Ze kon het niet plaatsen. Ze slikte en liep naar de andere wand. Legde haar oor ertegenaan en luisterde. De stilte in de ruwe houten wand rustte tegen haar oor. Maar er was iets in die stilte. Ze kreeg sterk het gevoel dat er iets aan de andere kant van de wand was. Iets wat zacht ademhaalde. Het gevoel maakte haar machteloos. Ze wist dat haar fantasie met haar op de loop ging. Wie zou er aan de andere kant van de wand naar haar staan luisteren? Ze liep langzaam achteruit. Maar de angst had zich als een mantel om haar heen gevlijd. Ze verstijfde, voelde hoe de duisternis zich door haar lichaam wrong. Hoe moest ze uit de kelderbox komen, door de gang en naar de deur? Als ze overvallen werd en zou moeten schreeuwen, zou ze het niet kunnen. Haar stem zou verschrompelen tot een geluid dat niemand zou horen. Ze had over dergelijke situaties gedroomd. Ze wist dat het in werkelijkheid erger was.

H„ was weer op fluister-huiversafari in de kelder geweest.

Het was een euforische ervaring geweest. Ze had iets gemerkt. Hij begreep het toen ze dicht tegen de wand ging staan luisteren. Ida Henriksen was waakzaam geworden. Hij kon niet zo lang meer wachten.

Hij stak de sleutel in het slot en draaide hem rond. Het kleine klikje plantte zich geleidelijk voort door het trappenhuis. Hij bleef even in alle richtingen staan luisteren. Er lag iets buitengewoon eenzaams over een slapend flatgebouw. Bijna honderd mensen sliepen en ademden achter de achttien deuren in dit ene trappenhuis. Slapende mensen waren zich niet bewust wie of waar ze waren. Slapende mensen gaven hem een gevoel van macht. Hij liep langs de rij groene brievenbussen. Achttien brievenbussen in twee rijen boven elkaar.

Hij begon de trappen op te lopen. De stilte bonsde op de maat van zijn hartslag.

Bij de deur van de flat van de meisjes bleef hij even staan voor hij de sleutel in het slot stak. Hij moest heel stil en voorzichtig zijn. Hij liep geruisloos het kleine halletje binnen en deed de deur achter zich dicht. In de woonkamer dreef de stilte hem tegemoet. Alleen een klein lampje op de televisie scheen zwak door het groene kapje. Het was zo stil dat hij zijn eigen hartslag tegen de binnenkant van zijn borstkas hoorde. Hij opende de deur naar Ida Henriksens slaapkamer. Die gleed uitnodigend open en de duisternis werd nog donkerder. Hij probeerde haar ademhaling op te vangen, maar dat was niet zo gemakkelijk. Ida Henriksen had een zwakke ademhaling.

Daarna ging hij Tanjas kamer binnen. Ze lag in foetushouding, als een klein diertje, met het dekbed half over zich heen. Ze ademde. Haar schouder was naakt. Haar hals lichtte wit op. Hij liep naar haar toe en boog zich over haar heen.