***

Tanja Geber werd wakker. Het was midden in de nacht. Ze kreeg geen lucht. Er zat iets in haar keel. In haar mond, beneden in de diepte. Het was aarde. Ze had haar mond vol aarde. Het was net alsof er een geluid in haar mond zat.

De onrust begon toen ze op het punt stond om wakker te worden. Ze wist niet waarom, maar er was een geluid geweest. Alsof er iemand bewoog in de woonkamer. Ze kon het geluid niet verklaren. Ze bleef liggen luisteren. Door de stilte heen hoorde ze iets wat steeds zwakker werd, hoe meer ze ernaar luisterde. Ze wist niet goed of het geluid uit de woonkamer kwam of uit haarzelf. Het geluid in haar oor werd een grote, donkere zee.

Ze kwam half overeind, rustend op haar elleboog. Ze zag door het raam dat het nacht was. Het patroon in de gordijnen verdween in het donker. Ze dacht aan het aardegevoel en wist meteen dat het in verband stond met de begrafenis van haar zus. Ze hoorde de geluiden van de kapel als een echo in zichzelf weerklinken.

Ze gooide het dekbed aan de kant en stond op. Ze liep naar het raam en rukte de gordijnen weg.

Een plotselinge beweging trok haar aandacht. Er stond een gedaante voor het donkere raam aan de overkant. Ze staarde naar hem, maar zag hem desondanks niet, en vergat hem op hetzelfde moment.

Ze liep uit de slaapkamer de woonkamer in. Vleugen van een vreemde lucht kwamen in haar richting. Alsof er zojuist nog iemand was geweest. De geur was slechts een vage gewaarwording. Ze deed haar best om de geur in haar herinnering op te roepen.

Tanja Geber voelde het onbehagen langs haar rug omhoogkruipen. Ze dacht aan Therese die in de kist in de aarde lag. De gedachte daaraan drong zich aan haar op. Therese lag in de kist en leek op zichzelf. De kou zou haar tot ver in het voorjaar bewaren zoals ze was. Het haar, haar huid, haar ogen.

Ze voelde een verschrikkelijke misselijkheid als een golf in haar opwellen. Ze draaide zich om en rende naar het toilet om over te geven. Haar ogen glommen van vocht. Haar maag draaide zich keer op keer om. Ze had niet veel om over te geven. Ze had de afgelopen dagen nauwelijks gegeten. In een flits voelde ze iets positiefs. Haar eetlust was helemaal weg.

Ze zakte op de vloer van de badkamer neer en begon te huilen. Deze minuten zou ze zich altijd herinneren. Deze minuten, dit moment, op de vloer. Op haar knieën voor de toiletpot en de minuten daarvoor onder het bezwete dekbed. De angst voor de aarde vol wormen. Voor Therese die alleen lag en nooit meer wakker zou worden.

Ze probeerde op te staan, maar kon het niet. Alles om haar heen verdween. De mosterdgele kleur op de muren deed haar denken aan pindakaas. De handdoeken die boven haar hoofd naast elkaar hingen, verdampten en verdwenen in de muur. Zelf verdween ze in de vloer. Het plafond boven haar werd een witte hemel.

Ze kon niet ademhalen. De pijn op haar borst werd groter en groter. Toen hoorde ze het geluid. Het geluid van alles. Enorm en bulderend als een bruin beest. Ze begreep dat ze haar verdriet hoorde, en haar angst.