***

En Aftenposten stond dat de brute moord waarschijnlijk in een opwelling was gepleegd. Hij werd razend toen hij dat las. Ze moesten eens weten hoe goed hij alles had gepland.

De foto van de leider van het onderzoek, Cato Isaksen, riep herkenning bij hem op. Niet een erg sterke man, dacht hij tevreden. Volgens de inspecteur was het nog te vroeg om concrete informatie te kunnen geven. Maar de politie zou graag in contact komen met eventuele getuigen, zowel op Aker Brygge en in de Wergelandsvei als bij het Semsvann in Asker waar de auto van het slachtoffer was teruggevonden.

Hij leunde achterover in zijn stoel, sloot zijn ogen en wreef vermoeid over zijn voorhoofd. Het greep hem aan om er in de krant over te lezen. Hij werd overspoeld door haar foto. In zwart-wit.

Het greep hem aan. Het was hem gelukt.

De haat was in de loop van de maanden steeds groter geworden. Op een bepaalde manier dacht hij haar te kennen. In mei was de gedachte voor het eerst bij hem opgekomen. Het was een licht, warm, stoffig visioen geweest. Maar pas toen het herfst werd, begreep hij dat het ook iets anders dan een gedachte kon worden, voor haar. Alles was voor haar. Het was net als toveren. Hocus, pocus, pilatus, pas. Ik tel tot tien, wie niet weg is, is gezien.

Hij liep de kamer uit en deed de deur achter zich dicht. Hij pakte de dromenvanger van de wand en ging midden in de kamer zitten. Hij was terug. Hij was Nul Noppes.

Hij legde de dromenvanger voor zich neer. Hij had er een pluk van Thereses haar aan vastgeknoopt, tussen de kralen en de veren. Het gaf een prachtig, sterk effect. Net alsof de dromenvanger een andere uitdrukking had gekregen. Hij vond het een mooie verandering.

Hij had zich de moord als iets eenvoudigs voorgesteld. En dat was het ook geweest. Het was in zijn voordeel dat de rechercheurs de reden

van Thereses dood niet begrepen, maar tegelijkertijd ergerde het hem mateloos dat ze dachten dat die op toeval berustte. Nog maar één keer eerder had hij een mens gedood, maar dat was lang geleden en hij dacht er liever niet aan. Hij had nog wel meer dingen gedaan die nooit waren ontdekt. Een paar jaar geleden had hij een hond vermoord. Hij had het dier vermoord omdat het achter een ree aan zat. Hij had het allemaal gezien, hij had gezien hoe de hond de ree naar de grond had getrokken en hem met zijn scherpe bek was aangevlogen. Hij was naar buiten gerend. Op blote voeten. Hij had een schop gepakt en de hond in stukken geslagen. Aan één stuk door geslagen tot hij dood was. Hij had niet geweten dat er zoveel bloed in een hond zat. De sneeuw was na afloop dieprood geweest.

Maar de ree was opgestaan en langzaam naar het bos gelopen. Aan de rand draaide het dier zich om en keek hem met zijn bruine ogen aan. Hun blikken hadden elkaar gekruist. Deze beloning was voldoende geweest. Voor Nul Noppes. Het ijs en de harde sneeuwlaag hadden in zijn voeten gesneden, maar hij had het niet gemerkt.

Nadien was er in de plaatselijke Asker og Bcerums Budstikke aandacht aan besteed. De kop luidde dierenmishandelaar in asker.

Hij zat op de grond om zich heen te kijken. In de bruine boekenkast stonden bijna geen boeken, alleen een paar mappen en een paar lege vazen. Op het bureau tegen de wand stond een pc. Hij had de flat gemeubileerd gehuurd, met de lege vazen. De pc was van hemzelf.

Niets wees in zijn richting. Hij had nooit eerder in de schijnwerpers van de politie gestaan. Hoe zouden ze hem in vredesnaam in verband met deze zaak kunnen brengen? Hij glimlachte snel, maar toen schoot hem de oude dame te binnen die slecht ter been was en die voorbij was gekomen toen hij haar vermoordde. Zulke dames konden gevaarlijk zijn. Hij wilde niet aan haar denken.

Hij keek naar de aftandse salontafel. Er lagen twee sleutels op. De ene was van de auto van Therese Geber. De andere was haar huissleutel aan een groene plastic sleutelhanger, therese stond erop. Hij had de sleutel in het dashboardkastje van de oude Opel gevonden. Hij begreep onmiddellijk dat het de sleutel van de flat van de meisjes was. En hij wist dat hij die zou gaan gebruiken.

Hij bevond zich in een labyrint. Het labyrint deed aan hersenen denken. Hij was met alles verwant, met het labyrint, de hersenen en de jacht.

Hij wist plotseling niet of hij de jager of de buit was. Ondanks zijn duistere driften wist hij glashelder dat hij ook zwak en kwetsbaar was.

Hij dacht aan de wandeling door het donker nadat hij de auto had geparkeerd. Toen hij terugkwam van het Semsvann was de enorme angst gekomen. Hij dacht aan alle uren voor het raam. Hij moest zichzelf niet verliezen in medelijden. Hij moest sterk zijn. Zijn pupillen vernauwden zich. Hij had het gevoel dat de wanden van de flat op het punt stonden om boven op hem te vallen.

hoofdinspecteur ingeborg myklebust keek naar cato isaksen

en vroeg hoe het met zijn verkoudheid ging. "Goed", zei hij en meende dat ook. Hij was bij een apotheek gestopt en had een neusspray gekocht. Onderweg in de auto had hij plotseling gevoeld dat hij weer door zijn neus kon ademen. Als het meezat, zou de verkoudheid opdrogen voor hij echt was begonnen.

In zijn hoofd hoorde hij nog steeds Bentes stem. Ik ben de vader van Georg niet. Het is jouw taak om voor hem te zorgen. Maar wat moest hij dan? Dit was de fase waarin het moordonderzoek in volle gang was. Toch wist hij dat ze gelijk had. Het was inderdaad zijn taak om voor zijn zoon te zorgen.

Vanochtend had hij de buren om hulp gevraagd. Hij had bij de moeder van het jongetje dat met Georg in de zandbak had gespeeld aangeklopt om te vragen of ze een paar uur op Georg kon passen. Hij had uitgelegd dat Bente nog sliep omdat ze nachtdienst had gehad en dat hij zelf midden in een moordonderzoek zat.

De vrouw had hem belangstellend aangekeken. "Ja hoor, natuurlijk", had ze gezegd.

"Over een paar uur is mijn oudste zoon wel wakker. Dan kan hij op hem passen."

De vrouw had nog een keer gezegd dat het geen punt was en dat zij misschien een keer op Andreas, zoals het jongetje heette, konden passen.

Cato Isaksen moest moeite doen om zijn gezicht in de plooi te houden. "Ja, natuurlijk", had hij geantwoord en was toen stilletjes naar zijn auto gelopen, zodat Georg niet zou merken dat hij wegging.

"Heb je iedereen gevraagd te komen?" vroeg Ingeborg Myklebust, hem naar de werkelijkheid terughalend.

"Ja", zei hij net op het moment dat Randi en Asle Tengs de kamer binnenkwamen.

"Pak een stoel", zei hij terwijl hij de papieren die op zijn bureau lagen bijeenraapte.

De rechercheurs gingen aan de ovale teakhouten tafel zitten.

"Willen jullie koffie?" vroeg Randi. Ze kreeg een bevestigend antwoord van Ingeborg Myklebust en Asle Tengs. Cato was al in de koffiekamer geweest om een kopje te halen. De koffie smaakte oud en slap.

"Komt Roger?" vroeg Ingeborg Myklebust, met haar hand over haar witte blouse strijkend. Ze had een blauwe, ouderwetse rok aan en zwarte schoenen met goudkleurige gespen.

"Ja", antwoordde Cato Isaksen. Hij legde de papieren voor zich op tafel.

Randi kwam terug met een blad met koffiekopjes en een schaaltje suikerklontjes.

"Ik steek een sigaret op", zei de hoofdinspecteur, in haar tas rommelend. Cato keek haar geërgerd aan. "Geldt het rookverbod soms niet voor jou?" vroeg hij kribbig.

Ingeborg Myklebust deed alsof ze hem niet hoorde en stak de sigaret met haar glimmende aansteker aan.

"Thorsen en Billington zijn de rest van de dag nog met die andere zaak bezig", zei ze. "Maar ik hoop dat ze maandag weer terug zijn."

"Ja, dat moet gewoon", stelde Cato Isaksen vast.

Na nog vijf minuten op Roger te hebben gewacht, besloot Cato dat ze zonder hem moesten beginnen.

"Ik maak een aantekening van zijn voortdurend te laat komen", zei Ingeborg Myklebust geïrriteerd en ze drukte haar sigaret, waar ze nog maar een paar trekjes van had genomen, uit op een schoteltje.

Asle Tengs ging rechtop zitten. "Er is sinds vannacht zeker niet veel nieuws te melden?" begon hij.

"Nee, jammer genoeg niet", zei Cato Isaksen. "Het voorlopige rapport is nog niet binnen, maar ik heb met de patholoog gesproken en die heeft in ieder geval bevestigd dat het slachtoffer geen water in haar longen had en daarom dood moet zijn geweest voor ze in het water werd gedumpt. Ze zijn ook nog niet klaar met de analyses van de monsters die zijn meegenomen van de drie mogelijke plaatsen van het delict. We wachten onder andere nog op de analyse van het bloed dat gevonden is bij Aker Brygge.

"Maar", onderbrak Ingeborg Myklebust hen terwijl ze een bril uit haar tas pakte,"is het niet het meest waarschijnlijk dat ze bij de zandhopen in het Slottspark is vermoord?"

"Ik heb zo'n gevoel dat het ergens anders is gebeurd." Asle Tengs had een bedachtzame rimpel op zijn voorhoofd. "Misschien is ze naar Asker gereden omdat ze daar met iemand had afgesproken."

"Ik denk dat iemand in haar auto is gesprongen toen ze naar dat tijdschrift zocht..." Randi keek schuin naar hen op.

De deur ging open Roger Hoibakk kwam binnen. Ingeborg Myklebust keek hem aan en wees driftig op haar horloge.

Roger knikte. "Boodschap begrepen", zei hij en ging zitten.

"Luister eens", zei Ingeborg Myklebust geïrriteerd.

"Laten we hier nu geen tijd aan besteden", zei Cato Isaksen. Hij wierp Roger een kopie van het laatste rapport toe.

"Dankjewel", zei die glimlachend.

Ingeborg Myklebust wilde het er nog niet bij laten zitten.

"Tijd bestaat niet, maar klokken zijn er genoeg", zei Roger Hoibakk schaapachtig en voegde er toen snel aan toe dat het niet weer zou gebeuren.

Cato Isaksen voelde zijn ergernis stijgen. Hij had de pest aan die eeuwige bijeenkomsten. Hij had voorgesteld dat ze minder vaak zouden vergaderen.

"We kunnen niet veel meer dan gissen", zei hij. "Het lijkt me beter op de rapporten te wachten voor we met onze speculaties beginnen. Ik heb om halftwaalf met Ida Henriksen en Hanne Marie Skage bij Kunstner- nes Hus afgesproken. We lopen de gebeurtenissen nog een keer langs", zei hij.

D e meisjes werden door teddy holm naar kunstnernes hus gereden. Roger Hoibakk en Cato Isaksen waren er al.

Cato Isaksen stond voor het raam in het café te kijken hoe Teddy Holm de Mercedes met het taxibordje op het dak parkeerde. Hij zette hem ongeveer op dezelfde plek als waar de bruine Opel van Therese drie dagen geleden had gestaan. Teddy en Ida staken een sigaret op terwijl ze lange blikken naar de overkant van de straat wierpen. Hanne Marie Skage stond iets verderop met haar handen in haar zakken. Haar lichaamstaal was afwijzend en naar binnen gericht. Ze droeg een groot bordeauxrood gewatteerd jack. Ze staarde naar het trottoir terwijl ze nerveus met een voet heen en weer schraapte.

Een oudere ober van buitenlandse afkomst wees naar de lange tafel bij een van de grote ramen en vertelde dat de meisjes op de avond dat Therese Geber verdween daar hadden gezeten. Er lag een papiertje op tafel met'gereserveerd' erop.

"Niemand van het personeel heeft iets bijzonders aan de vriendinnen gemerkt", zei hij. "Ze gedroegen zich volstrekt normaal."

Het was voor het restaurant, of café, zoals hij het liever noemde, een heel gewone avond geweest. Het zat ongeveer voor de helft vol met gasten. Veel mensen waren, net als de meisjes, blijven zitten nadat ze naar de Herfsttentoonstelling waren geweest.

Cato Isaksen knikte en vroeg Roger Hoibakk naar de drie jonge mensen buiten te gaan.

Roger verdween.

"Is ze werkelijk hier vlakbij vermoord?" De ober keek de rechercheur bezorgd aan.

"Dat weten we nog niet", antwoordde Cato Isaksen. "Het onderzoek is nog in volle gang. U heeft met mijn collega Asle Tengs gesproken, nietwaar?" De ober knikte.

"Heeft u hem een lijst gegeven van iedereen die hier die avond gewerkt heeft?"

"Ja", zei hij snel, "die heeft hij gekregen." De ober keek angstig. "Maar u gelooft toch niet dat iemand van hier het heeft gedaan?"

"Nee", zei Cato Isaksen."Het is slechts een formaliteit om zeker te weten dat ze er niets mee te maken hebben", glimlachte hij."Vaste procedure."

"Ik begrijp het", zei de ober.

"Gezellig café is dit", zei Cato Isaksen ontwapenend. Mensen stroomden binnen om de Herfsttentoonstelling te bezoeken. Steeds meer tafeltjes raakten bezet en het gerinkel van koffiekopjes en bestek en het geroezemoes zwol aan en nam dan weer af.

Cato Isaksen kon zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst met Bente uit was geweest. Dat moesten ze echt een keer doen. Bente zou het hier leuk vinden. De ruimte was minimalistisch ingericht, maar had toch een heel eigen warme, ontspannen sfeer. En het eten was, zo begreep hij, uitmuntend. De kok kwam uit Hongarije, vertelde de ober trots. "En de prijzen zijn laag", zei hij voor hij achter de bar verdween.

Roger Hoibakk kwam met de drie vrienden weer binnen. Ze liepen naar de gereserveerde tafel waar de vier meisjes hadden gezeten. Teddy Holm maakte een vermoeide en gespannen indruk. Hij had zijn chauffeursuniform aan. "Dus hier zaten jullie", zei hij stoer, naar de tafel knikkend.

Ida Henriksen, stemmig in het zwart, knikte even en ging zitten.

Cato Isaksen had eigenlijk alleen met de twee meisjes willen praten, maar kon de taxichauffeur niet goed vragen weer weg te gaan. Teddy Holm trok een stoel achteruit en liet zic h daarop neerploffen. Roger Hol bakk liep naar de bar om koffie, mineraalwater en appeltaart te bestellen.

Hanne Marie Skage ging met enige moeite tegenover Cato Isaksen bij het raam zitten.

De rechercheur nam haar steels op. Het viel niet mee om haar blik te ontmoeten. Hij vond het lastig om een indruk van haar te krijgen. Ze antwoordde alleen als er iets werd gevraagd en slechts met eenlettergrepige woorden.

Ida Henriksen rookte nerveus. Ze leek uitgeput en had donkere kringen onder haar ogen. Ze vertelde ernstig waar de verschillende meisjes hadden gezeten. "Therese zat daar", zei ze en wees op de plek waar Cato Isaksen was gaan zitten. "Ik zat waar ik nu zit en Hanne Marie zat daar aan het eind." Ze knikte kort. "Tanja zat daar waar Hanne Marie nu zit", besloot ze.

Cato Isaksen wierp een blik uit het raam. Hier had Therese Geber gezeten. Hiervandaan had hij een prachtig uitzicht op het Slottspark en de parkeerplaats waar de oude Opel had gestaan. Hij bedacht dat Therese Geber op dezelfde manier van buiten goed zichtbaar was geweest.

Roger Hoibakk kwam terug met een blad vol kopjes en flesjes en bordjes. Hij moest twee keer lopen om alles te dragen.

Hij zette de kopjes, de glazen en de bordjes op tafel. Cato Isaksen keek snel op het korte lijstje met vragen."Ik wil graag dat jullie me iets over jullie onderlinge relatie vertellen", begon hij, terwijl hij naar Ida Henriksen keek die met haar vork in de appeltaart zat te prikken. "Jullie deelden een flat."

Ze knikte kort."Therese en Tanja en ik", zei ze. Ze doofde haar sigaret op een schoteltje. "Hanne Marie niet."

Het dikke meisje had zich inmiddels op de appeltaart gestort. Ze deelde die in drie grote stukken, en stopte de stukken een voor een in haar mond. Daarna zat ze er driftig op te kauwen zonder van het bordje op te kijken. Er lag iets dierlijks over haar manier van eten.

"Waar woon jij?" Cato Isaksen richtte zijn vraag aan Hanne Marie Skage, die haar hoofd optilde en hem triest aankeek.

"Ze woont bij haar ouders", zei Ida Henriksen. "Vlak bij de kerk van Asker", voegde ze eraan toe."In een groot huis."

"Maar als jullie vrij zijn doen jullie veel dingen samen?"

"Hanne Marie zit in dezelfde klas als Tanja en Therese." Een blos vloog over Ida's gelaat toen ze begreep wat ze had gezegd. Haar mond leek zich eerst naar binnen te keren voor haar gezicht vertrok. "Ja, Therese niet meer, natuurlijk!" Ze rustte zwaar met haar hoofd op haar handen. Ze haalde een keer diep adem en probeerde zich te vermannen. "Neemt u mij niet kwalijk", zei ze en ze reikte naar het glas mineraalwater en nam een paar grote slokken.

Teddy Holm, die nog steeds een eindje van de tafel af zat met zijn gebaksbordje in zijn hand, trok de stoel met zich mee naar voren en ging vlak achter zijn vriendin zitten."Gaat het een beetje?" vroeg hij.

Ida Henriksen wuifde hem weg. "'s Avonds zijn we meestal bij elkaar", vervolgde ze. "Hanne komt naar ons toe of zo."

Cato Isaksen knikte. "Dus daar zitten jullie meestal?"

"Meestal wel. Soms zijn we ook bij Teddy."

De ober kwam naar hun tafeltje met een lijst van iedereen die woensdagavond had gewerkt. "Uw collega heeft hem ook gekregen", zei hij.

Cato Isaksen bedankte hem en pakte de lijst aan, die hij aan Roger Hoibakk gaf. "Werk jij dit verder af", zei hij.

Roger Hoibakk pakte de lijst aan, keek er snel even op en stopte hem daarna in zijn zak.

"Jullie zijn ook wel bij Teddy, zeg je." Cato Isaksen pakte de draadweer op. Hij keerde zich naar de taxichauffeur toe. "Waar woon je?"vroeg hij.

Teddy Holm kon niet zo snel antwoorden.

"Hij woont vlakbij", zei Ida Henriksen kortaf. "Hij woont in het hoger-gelegen flatgebouw."