***

Rudolph Vogel kwam erg zelfverzekerd over. Cato Isaksen keek hem aan. De jongen plofte op de stoel neer en legde zijn ene been stoer over het andere. Daarna kauwde hij een tijdje op zijn kauwgom voordat hij vroeg of er een prullenbak was. Cato Isaksen schoof met zijn voet de bak naar hem toe en bekeek de jongen toen hij de kauwgom in de glimmende bak spuugde.

Hij wilde dat ook zij Mongo tegen hem zouden zeggen. Hij kon zijn echte naam niet uitstaan, zei hij. Cato Isaksen bekeek de zeventienjarige jongen. Hij had een rechte middenscheiding in zijn zwarte haar en een vrij rond gezicht. Hij gaf nogmaals als verklaring voor zijn oosterse uiterlijk dat de familie van zijn moeder uit Groenland kwam.

"Ik kende Therese niet zo heel erg goed", zei hij. "Ze was veel ouder dan ik."

"Hoeveel ouder?"

"Twee jaar."

"Maar je hebt meegeholpen om naar haar te zoeken?"

"Ja, natuurlijk. Ze dachten dat ze zelfmoord had gepleegd."

"Wie dacht dat?"

"Haar vader ... ja, en haar zus. Tanja dacht dat ze zelfmoord had gepleegd."

Cato Isaksen knikte.

Roger Hoibakk kwam de kamer binnen. "Sorry", zei hij terwijl hij op de lege stoel ging zitten, "het duurde wat langer."

"We zijn net begonnen", zei Cato Isaksen en hij schoof het notitieblok naar zijn collega.

"Ik ken vooral Teddy. En Carlos." Mongo haalde een pakje sigaretten uit de zak van zijn zwarte leren jack. "Ja, en Ida dan", vulde hij aan. Cato Isaksen schudde snel zijn hoofd. "Rookverbod", stelde hij vast.

De jongen stopte de sigaretten weer terug en haalde een paar keer

zijn vingers door zijn haar. Toen pakte hij een pakje kauwgom en stopte een nieuw stuk in zijn mond. "Teddy is een vriend van Carlos, de broer van Ida."

"Ik dacht dat je vooral Teddy goed kende."

"Ja, maar via Carlos."

Roger Hoibakk maakte notities.

Cato Isaksen keek hem aan. "Die zijn toch beduidend ouder dan jij?"

"Eigenlijk ken ik Ida het beste", corrigeerde hij snel. "Ze is maar een paar jaar ouder dan ik."

"Ze is twintig, voorzover ik weet", zei Cato Isaksen. "Een jaar ouder dan de tweeling."

"Ja, zoiets", knikte Mongo terwijl hij fanatiek op zijn kauwgom kauwde.

"Waar woon je?"

"Waar ik woon?" Hij keek de rechercheur ernstig aan. "Meestal bij mijn moeder", zei hij. "Of bij Teddy."

"Bij Teddy?"

De jongen knikte. "Af en toe", zei hij, "als ik ruzie met mijn moeder heb."

"Ga je naar school?"

Mongo knikte kort."Ja zeker", zei hij.

"Waar woont je moeder?"

"In Borgen", zei hij, "in een appartement in een souterrain. We hebben maar twee slaapkamers. Dus het is een beetje krap."

Cato Isaksen knikte. "Is er verder nog iets wat je ons kunt vertellen, iets wat volgens jou van belang kan zijn?"

"Nee." Hij keek de rechercheur ernstig aan. "Ik weet het niet. Denkt u aan iets speciaals?"

"We willen graag weten waar je woensdagavond was."

"Woensdagavond?" Rudolph Vogel ging rechtop zitten. "Ik weet het niet meer", zei hij snel. "Of toch, ik was even bij Teddy, maar toen moest hij aan het werk, dus ging ik naar het centrum van Asker, naar de anderen."

"De anderen?"

"Ja, een paar vrienden."

"Juist ja. Wat deden jullie?" "We crossten wat rond en zo, in de auto van Morten. Die leent hij van zijn broer. U weet toch wie Morten is?"

Cato Isaksen keek hem even verward aan.

"De beste vriend van uw zoon."

"De beste vriend...?"

"Ja."

"Dus jij kent Gard?"

"Natuurlijk", zei Mongo een beetje triomfantelijk.

De rechercheur keek hem bedachtzaam aan. De zeventienjarige had iets onsympathieks. Cato Isaksen wist niet waarom, maar hij ver-trouwde hem niet. Niet dat hij dacht dat de jongen iets met de zaak temaken had, maar de wetenschap dat hij een van Gards vrienden was,verontrustte hem.

"Laat ons de achternaam en het adres van die Morten maar eens horen", zei Cato Isaksen.

Rudolph Vogels gezicht betrok. Zijn ogen flitsten van de lamp optafel naar de gesloten deur en terug.

Hij lachte kort."U wilt me toch niet vertellen dat ik verdacht word",zei hij snel. "Dat zou... te gek voor woorden zijn."